In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 december 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een douaneambtenaar, tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba. Klager had bezwaar gemaakt tegen het Landsbesluit van 30 december 2020, waarin werd besloten om hem met ingang van 1 oktober 2017 te bevorderen naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse (schaal 5). Klager stelde dat hij, ondanks een periode van arbeidsongeschiktheid van 152 dagen, voldeed aan de bevorderingseisen en dat de ingangsdatum van zijn bevordering onterecht was vastgesteld.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de reguliere termijn was gebeurd. Klager had aangetoond dat hij pas op 22 februari 2021 kennis had genomen van de bestreden beschikking, wat door verweerder niet was betwist. Hierdoor werd klager ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
Bij de beoordeling van de zaak heeft het gerecht overwogen dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager met ingang van 1 mei 2017 voldeed aan de vereisten voor bevordering, ondanks zijn arbeidsongeschiktheid. De bestreden beschikking werd vernietigd voor zover deze niet in overeenstemming was met de bevordering van klager per 1 mei 2017. Verweerder werd gelast om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen over de ingangsdatum van de bevordering van klager, met inachtneming van de uitspraak.