In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 december 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een besluit van verweerder met betrekking tot de bevordering van klager. Klager, werkzaam als douaneambtenaar, had bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van zijn bevordering naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse (schaal 5), die was vastgesteld op 1 oktober 2017. Klager stelde dat hij recht had op bevordering met terugwerkende kracht naar 1 mei 2017, omdat hij aan de vereisten voldeed, ondanks een periode van arbeidsongeschiktheid van 163 dagen in de beoordelingsperiode van 1 mei 2013 tot 1 mei 2017.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de reguliere termijn was gebeurd. Klager had aangetoond dat hij pas op 22 februari 2021 kennis had genomen van de bestreden beschikking. Het gerecht oordeelde dat klager aan de vereisten voor bevordering voldeed, aangezien hij in 2017 positief was beoordeeld en de arbeidsongeschiktheid niet in de weg stond aan zijn bevordering. De bestreden beschikking werd vernietigd voor zover deze de ingangsdatum van de bevordering betrof, en verweerder werd gelast om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen over de bevordering van klager.
De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag bij bevorderingen en de noodzaak om belangen zorgvuldig af te wegen. Het gerecht oordeelde dat klager met ingang van 1 mei 2017 aan alle vereisten voldeed voor bevordering, en dat de vertraging in de bevordering niet gerechtvaardigd was. De proceskosten werden toegewezen aan klager, die in deze procedure werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. E. Duijneveld.