ECLI:NL:OGAACMB:2021:127

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
AUA202100761
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar en de gevolgen van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een bezwaar van de Gouverneur van Aruba tegen een besluit van 21 januari 2021. Klaagster, een douaneambtenaar, had bezwaar gemaakt tegen de vertraging van haar bevordering naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A (schaal 6) vanwege een periode van arbeidsongeschiktheid van 147 dagen in de beoordelingsperiode van 1 februari 2013 tot 1 februari 2020. Klaagster stelde dat zij ondanks deze periode positief was beoordeeld en dat de bestreden beschikking in strijd was met verschillende rechtsbeginselen. Het gerecht oordeelde dat klaagster ontvankelijk was in haar bezwaar, omdat zij tijdig kennis had genomen van de bestreden beschikking. Het gerecht concludeerde dat klaagster voldeed aan de vereisten voor bevordering en dat de vertraging van haar bevordering niet gerechtvaardigd was. De bestreden beschikking werd vernietigd en verweerder werd gelast om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen over de ingangsdatum van de bevordering. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster.

Uitspraak

Uitspraak van 15 december 2021
Gaza nr. AUA202100761

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 21 januari 2021 (het bestreden Landsbesluit) heeft verweerder besloten klaagster met ingang van 1 juli 2020 te bevorderen naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A (schaal 6).
Hiertegen heeft klaagster op 22 maart 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 7 oktober 2021 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 11 oktober 2021, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
Hierna heeft verweerder, op verzoek van de rechter, op 25 oktober 2021 stukken overgelegd. Klaagster heeft op 8 november 2021 bij akte-uitlating hierop gereageerd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter aangevoerd pas op 25 februari 2021 kennis te hebben genomen van de bestreden beschikking, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is derhalve ontvankelijk in haar bezwaar.
Standpunten van partijen
2.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat klaagster niet aan de bevorderingseis van goede beoordeling voldoet om eerder dan met ingang van 1 juli 2020 te worden bevorderd naar schaal 6, nu zij in de beoordelingsperiode gelegen tussen 1 februari 2013 tot 1 februari 2020 totaal 147 dagen arbeidsongeschikt was. Over die arbeidsongeschiktheidsperiode kan geen oordeel worden gegeven over haar functioneren, zodat de ingangsdatum van de bevordering wordt verschoven met vijf maanden, aldus verweerder.
2.2
Klaagster kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van haar bevordering en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de bestreden beschikking in strijd is met het motiverings-, vertrouwens-, rechtszekerheids- en fair-play-beginsel. Ter onderbouwing hiervan heeft zij aangevoerd, dat zij ondanks de arbeidsongeschiktheidsperiode van 147 dagen in zeven jaar, wel degelijk positief is beoordeeld, zodat die periode van arbeidsongeschiktheid een bevordering niet in de weg staat en evenmin reden is om een bevordering te vertragen. De bestreden beschikking kan derhalve niet in stand blijven, aldus klaagster.
Het geschil en het toetsingskader
3.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft geweigerd klaagster met ingang van 1 februari 2020 te bevorderen.
3.2
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerders na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
3.3
Het gerecht neemt daarbij het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Klaagster is als douaneambtenaar werkzaam bij het Departamento di Aduana (DA) en bekleedt met ingang van 1 februari 2013 de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse (schaal 5).
4.2
Aan klaagster is met ingang van 1 juli 2017 een extra periodieke verhoging, tot schaal 5 dienstjaar 9, toegekend in het kader van de nieuwe salarisstructuur voor douaneambtenaren. Haar eerstvolgende periodieke verhoging is daarbij bepaald op 1 februari 2019.
4.3
Bij dienstadvies van 22 juli 2020 is ten aanzien van klaagster aangegeven dat zij voldoende heeft gefunctioneerd en dat zij de haar gegeven opdrachten naar behoren heeft uitgevoerd.
4.4
De directeur van het DA heeft bij schrijven van 24 juli 2020 aangegeven dat klaagster positief is beoordeeld en voorgesteld om haar met ingang van 1 februari 2020 naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A, in schaal 6 te bevorderen.
4.5
Bij bestreden beschikking heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 juli 2020 naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A (schaal 6) te bevorderen.
Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
5.2
Ingevolge het Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen douaneambtenaren (AB 1995 no. 59 zoals laatstelijk gewijzigd bij AB 2020 no. 15), kan de betrokkene naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A (schaal 6) worden bevorderd, bij één jaar diensttijd na het bereiken van de laatste periodiek in de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse (
het anciënniteitsvereiste), en met een gunstige beoordeling (
het beoordelingsvereiste).
5.3
Ingevolge artikel 7 van voornoemd Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen douaneambtenaren, draagt de Directeur zorg voor een systematische personeelsbeoordeling van douaneambtenaren door het doen houden van functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken (lid 1), wordt met iedere douaneambtenaar jaarlijks ten minste één functioneringsgesprek gehouden (lid 2) en wordt van ieder functionerings─ en beoordelingsgesprek een schriftelijk verslag gemaakt (lid 4).
De beoordeling
6.1.1
In dit geval staat vast dat klaagster met ingang van 1 februari 2019 de laatste periodiek in de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse, namelijk schaal 5, dienstjaar 11, heeft bereikt. Zij voldoet dan ook vanaf 1 februari 2020 aan het anciënniteitsvereiste voor een bevordering naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A (schaal 6).
6.1.2
Wat betreft het beoordelingsvereiste, overweegt het gerecht als volgt.
Ingevolge artikel 7 van voornoemd Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen douaneambtenaren, volgt dat een douaneambtenaar jaarlijks moet worden beoordeeld. Uit de overgelegde stukken kan worden afgeleid dat klaagster in het jaar 2020 positief is beoordeeld. Dat zij in de voorgaande jaren niet gunstig is beoordeeld, is niet gebleken. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat klaagster met ingang van 1 februari 2020 niet voldoet aan de vereiste van gunstige beoordeling om te worden bevorderd. Dat zij in de periode van 2.520 dagen, 147 dagen (dus 5,8% van de tijd) arbeidsongeschikt was, doet hier niet aan af.
6.1.3
Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat klaagster met ingang van 1 februari 2020 aan alle vereisten voor een bevordering tot de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A (schaal 6) voldoet, en dat zij dan ook met ingang van die datum in aanmerking komt voor die bevordering.
6.2
Het bezwaar is gegrond, en de bestreden beschikking zal worden vernietigd, voor zover klaagster daarbij niet met ingang van 1 februari 2020 is bevorderd. Verweerder zal worden gelast om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen omtrent de bevordering van klaagster, met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen.
7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking van 21 januari 2021, kenmerk [kernmerk], wat betreft de ingangsdatum van de bevordering van klaagster naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A;
- bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een nieuwe beslissing dient te nemen inzake de ingangsdatum van de bevordering van klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 910,- aan gemachtigdensalaris.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.