ECLI:NL:OGAACMB:2021:126

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102068
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op een bevorderingsverzoek van een ambtenaar

In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op haar bevorderingsverzoek. Klaagster heeft op 7 mei 2021 verzocht om bevordering naar schaal 6 per 1 november 2015 en naar schaal 7 per 1 november 2019. Aangezien er geen beslissing is genomen, heeft zij op 23 juli 2021 bezwaar gemaakt. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen, heeft in zijn contramemorie aangevoerd dat het bezwaar niet-ontvankelijk is omdat het na het verstrijken van de redelijke termijn van een jaar is ingediend. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat klaagster ontvankelijk is in haar bezwaar, omdat verweerder geen beslissing heeft genomen op haar verzoek en zij geacht moet worden dat verweerder bekend was met haar wens om bevorderd te worden sinds februari 2020.

Het gerecht heeft de standpunten van beide partijen gehoord. Klaagster heeft gesteld dat de weigering om te beslissen onredelijk en onrechtmatig is, aangezien zij sinds haar indiensttreding in 2005 nooit is bevorderd, ondanks dat zij functies heeft bekleed die hoger gewaardeerd zijn. Verweerder heeft erkend dat klaagster in ieder geval naar schaal 6 bevorderd had moeten worden. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster bij haar indiensttreding in een functie werd geplaatst die gewaardeerd was op schaal 6, maar dat haar bevorderingsverzoek in 2018 werd afgewezen op basis van anciënniteitseisen.

Uiteindelijk heeft het gerecht geoordeeld dat het bezwaar gegrond is en heeft verweerder opgedragen om binnen drie maanden schriftelijk op het bevorderingsverzoek van klaagster te beslissen. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is openbaar gemaakt op 22 november 2021. Beide partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 22 november 2021
Gaza nr. AUA202102068

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. N. de Vos,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 7 mei 2021 heeft klaagster verzocht om haar met ingang van 1 november 2015 naar schaal 6 en met ingang van 1 november 2019 naar schaal 7 te bevorderen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek(en) heeft klaagster op 23 juli 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 30 september 2021 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2021, alwaar zijn verschenen klaagster in persoon, bijgestaan door haar voornoemde gemachtigde, en verweerder bij zijn voornoemde gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Verweerder heeft in zijn contramemorie geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar, nu deze is ingediend na het verlopen van de redelijke termijn van een jaar. Daartoe is aangevoerd dat klaagster bij brief van 25 februari 2020 heeft verzocht om te worden bevorderd, en onderhavig bezwaarschrift niet is ingediend binnen de redelijke tijd van dertig dagen na verloop van een jaar.
1.2
Het gerecht overweegt als volgt.
Artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) bepaalt - voor zover van belang - dat een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat weigeringen om te beschikken of te handelen ten aanzien van de ambtenaar als zodanig door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven. Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid, achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
1.3
Artikel 41, eerste lid, van de La, bepaalt dat het bezwaarschrift tegen een weigering wordt ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering uitgesproken is.
Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
1.4
Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het op 7 mei 2021 ingediend verzoek van klaagster mocht zij, gelet op de aard van dat verzoek en nu verweerder al vanaf februari 2020 geacht moet worden bekend te zijn met haar wens om te worden bevorderd, ten tijde van het indienen van haar bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op haar verzoek te beslissen. Het gerecht stelt voorop dat de weigering om te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is primair een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming (vgl. Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368). Klaagster is gelet op het bovenstaande dan ook ontvankelijk in haar bezwaar.
De standpunten van partijen
2.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de weigering van verweerder te beslissen op haar bevorderingsverzoek en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat deze weigering onredelijk en onrechtmatig is. Ter onderbouwing hiervan heeft zij aangevoerd, dat zij sinds haar indiensttreding op 1 juli 2005 in de rang van hoofdklerk in schaal 5, nooit is bevorderd, terwijl zij steeds is geplaatst in functies die minstens op het niveau van schaal 6 waren gewaardeerd. Vanaf augustus 2018 bekleedt zij een functie die is gewaardeerd op het niveau van schaal 9. Haar diensthoofd heeft reeds bij brieven van 25 oktober 2016 en 12 juli 2018 voorgesteld om haar met ingang van 1 november 2015 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies in schaal 6 omdat zij aan alle bevorderingsvereisten voldoet, aldus klaagster.
2.2
Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat klaagster reeds in ieder geval naar schaal 6 bevorderd had moeten worden.
De beoordeling
3. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klaagster bij haar indiensttreding en tewerkstelling bij het KPA, in een functie werd geplaatst die is gewaardeerd op het niveau van schaal 6. Vervolgens heeft zij vanaf januari 2012 tot oktober 2015 bij de IASA gewerkt in een functie van maximaal schaal 5. Met ingang van 18 februari 2015 werd zij geplaatst in een functie bij het KPA die gewaardeerd is op het niveau van schaal 7 en vanaf 1 augustus 2018 bekleedt zij een functie die is gewaardeerd op het niveau van schaal 9. Verder is gebleken dat het KPA het functioneren van klaagster positief heeft beoordeeld, en dat verweerder bij beschikking van 18 juni 2018 het voorstel tot bevordering van klaagster naar schaal 6 met ingang van 1 november 2015 heeft afgewezen en daarbij heeft overwogen dat klaagster – in verband met de anciënniteitseis – pas met ingang van 1 november 2019 in aanmerking komt voor een bevordering naar schaal 6.
4. Nu verweerder desondanks nog altijd niet inhoudelijk op klaagsters verzoek heeft beslist terwijl hij daartoe nog wel verplicht is, is het bezwaar gegrond. Het gerecht zal verweerder een termijn stellen van drie maanden na heden, waarin hij schriftelijk op het bevorderingsverzoek van klaagster moet beslissen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het verzoek van klaagster te beslissen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.