In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op haar bevorderingsverzoek. Klaagster heeft op 7 mei 2021 verzocht om bevordering naar schaal 6 per 1 november 2015 en naar schaal 7 per 1 november 2019. Aangezien er geen beslissing is genomen, heeft zij op 23 juli 2021 bezwaar gemaakt. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen, heeft in zijn contramemorie aangevoerd dat het bezwaar niet-ontvankelijk is omdat het na het verstrijken van de redelijke termijn van een jaar is ingediend. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat klaagster ontvankelijk is in haar bezwaar, omdat verweerder geen beslissing heeft genomen op haar verzoek en zij geacht moet worden dat verweerder bekend was met haar wens om bevorderd te worden sinds februari 2020.
Het gerecht heeft de standpunten van beide partijen gehoord. Klaagster heeft gesteld dat de weigering om te beslissen onredelijk en onrechtmatig is, aangezien zij sinds haar indiensttreding in 2005 nooit is bevorderd, ondanks dat zij functies heeft bekleed die hoger gewaardeerd zijn. Verweerder heeft erkend dat klaagster in ieder geval naar schaal 6 bevorderd had moeten worden. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster bij haar indiensttreding in een functie werd geplaatst die gewaardeerd was op schaal 6, maar dat haar bevorderingsverzoek in 2018 werd afgewezen op basis van anciënniteitseisen.
Uiteindelijk heeft het gerecht geoordeeld dat het bezwaar gegrond is en heeft verweerder opgedragen om binnen drie maanden schriftelijk op het bevorderingsverzoek van klaagster te beslissen. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is openbaar gemaakt op 22 november 2021. Beide partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.