In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 22 november 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar schaal 10. Klager, die sinds 1 augustus 2009 als ambtenaar werkzaam is, had op 1 februari 2021 een verzoek ingediend om met ingang van 1 maart 2019 naar schaal 10 te worden bevorderd. Dit verzoek werd afgewezen omdat verweerder, de Gouverneur, stelde dat klager nog niet op het vereiste niveau functioneerde om deze functie te vervullen. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing en voerde aan dat de eisen die aan hem werden gesteld niet wettelijk waren en dat hij in strijd met het gelijkheidsbeginsel werd behandeld, aangezien zijn collega's wel naar schaal 10 waren bevorderd zonder dat aan hen dezelfde eisen werden gesteld.
Tijdens de zitting op 30 augustus 2021 werd het standpunt van klager besproken, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. L.A. Hernandis. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman, verdedigde de afwijzing van het verzoek. Het gerecht oordeelde dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Het gerecht concludeerde dat klager niet voldeed aan de vereiste gunstige beoordeling, ondanks dat hij aan de functiewaarderings- en anciënniteitsvereisten voldeed. De afwijzing van het verzoek werd als terecht beoordeeld, en het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt dat de beoordeling van de geschiktheid van een ambtenaar voor een functie op het verzochte niveau voorbehouden is aan de direct leidinggevenden. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn werkzaamheden correct uitvoert, maar nog niet voldoet aan de vereisten om de functie van hypotheekbewaarder te kunnen waarnemen. De beslissing van het gerecht is dat het bezwaar van klager ongegrond is, en dat de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek op goede gronden is gedaan.