ECLI:NL:OGAACMB:2021:124

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA202100537
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar naar schaal 10 en de beoordeling van geschiktheid

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 22 november 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar schaal 10. Klager, die sinds 1 augustus 2009 als ambtenaar werkzaam is, had op 1 februari 2021 een verzoek ingediend om met ingang van 1 maart 2019 naar schaal 10 te worden bevorderd. Dit verzoek werd afgewezen omdat verweerder, de Gouverneur, stelde dat klager nog niet op het vereiste niveau functioneerde om deze functie te vervullen. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing en voerde aan dat de eisen die aan hem werden gesteld niet wettelijk waren en dat hij in strijd met het gelijkheidsbeginsel werd behandeld, aangezien zijn collega's wel naar schaal 10 waren bevorderd zonder dat aan hen dezelfde eisen werden gesteld.

Tijdens de zitting op 30 augustus 2021 werd het standpunt van klager besproken, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. L.A. Hernandis. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman, verdedigde de afwijzing van het verzoek. Het gerecht oordeelde dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Het gerecht concludeerde dat klager niet voldeed aan de vereiste gunstige beoordeling, ondanks dat hij aan de functiewaarderings- en anciënniteitsvereisten voldeed. De afwijzing van het verzoek werd als terecht beoordeeld, en het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt dat de beoordeling van de geschiktheid van een ambtenaar voor een functie op het verzochte niveau voorbehouden is aan de direct leidinggevenden. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn werkzaamheden correct uitvoert, maar nog niet voldoet aan de vereisten om de functie van hypotheekbewaarder te kunnen waarnemen. De beslissing van het gerecht is dat het bezwaar van klager ongegrond is, en dat de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek op goede gronden is gedaan.

Uitspraak

Uitspraak van 22 november 2021
Gaza nr. AUA202100537

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 1 februari 2021 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager om met ingang van 1 maart 2019 naar schaal 10 te worden bevorderd, afgewezen.
Hiertegen heeft klager op 26 februari 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 30 augustus 2021, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager nog niet op het vereiste niveau functioneert om naar schaal 10 te worden bevorderd, omdat hij – kort gezegd – nog niet op een zodanig niveau functioneert dat hij voor de functie van hypotheekbewaarder kan waarnemen.
1.2
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking, en heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis dat hij moet aantonen dat hij voor de functie van hypotheekbewaarder kan waarnemen, geen wettelijke vereiste is voor de verzochte bevordering naar schaal 10. Klager doet hierbij ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel, nu zijn collega’s naar schaal 10 zijn bevorderd, terwijl aan hen nimmer dit vereiste is gesteld. Klager voert voorts aan dat de bestreden beschikking in strijd is met artikel 4, tweede lid, van de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA), het rechtszekerheids-, zorgvuldigheids-, en motiveringsbeginsel, zodat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd en verweerder moet worden opgedragen opnieuw op klagers bevorderingsverzoek te beslissen.
Het geschil
2. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden het verzoek van klager om met ingang van 1 maart 2019 naar schaal 10 te worden bevorderd heeft afgewezen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
3.1
Klager is met ingang van 1 augustus 2009 aangesteld als ambtenaar en is vanaf 17 februari 2015 werkzaam bij de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie (DLV) in de functie van medewerker hypotheekkantoor. Deze functie is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 10.
3.2
Bij brief van 22 februari 2019 heeft klager zijn verzoek om met ingang van 1 maart 2017 te worden bevorderd naar schaal 9 gerappelleerd, en verzocht om met ingang van 1 maart 2019 naar schaal 10 te worden bevorderd.
3.3
Bij Landsbesluit van 1 februari 2021 is klager met ingang van 1 maart 2017 naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9) bevorderd.
3.4
Bij bestreden beschikking van 1 februari 2021 heeft verweerder het verzoek van klager om naar schaal 10 te worden bevorderd, afgewezen. In die beschikking staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Uit ambtsberichten van de directeur van de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie is vernomen dat u nog niet op het vereiste niveau functioneert om naar schaal 10 te worden bevorderd. (…) in de functie medewerker hypotheekkantoor te worden voorgedragen voor een bevordering naar schaal 10, hoort de houder van die functie te hebben getoond op een zodanig niveau te functioneren dat hij voor de functie van hypotheekbewaarder kan waarnemen. Dit niveau heeft u nog niet bereikt. (…)”.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Op grond van artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (de beoordelingsvereiste).
4.3
Voor een bevordering tot de rang van hoofdcommies (schaal 10) is volgens de bijlage B van de BRA vereist dat de ambtenaar een functie bekleedt welke een waardering op het niveau van hoofdcommies rechtvaardigt (de functiewaarderingsvereiste), en voorts reeds ten minste twee jaar dienst in de voorafgaande rang moet hebben volbracht (de anciënniteitsvereiste).
De beoordeling
5. Het gerecht stelt voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
6.1
Niet in geschil is dat de functie die klager bekleedt, is gewaardeerd op het niveau van schaal 10, zodat klager voldoet aan de functiewaarderingsvereiste voor een bevordering naar schaal 10. Evenmin is in geschil dat klager vanaf 1 maart 2019 voldoet aan de anciënniteitsvereiste voor deze bevordering.
6.2
Wat betreft de vereiste van een gunstige beoordeling, overweegt het gerecht dat de beoordeling of een ambtenaar voor de vervulling van een functie op het verzochte niveau geschikt en bekwaam moet worden geacht, is voorbehouden aan de direct leidinggevenden van de betreffende ambtenaar.
Uit de overgelegde stukken, met name het advies van de directeur van de DLV, en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager zijn werkzaamheden correct uitvoert, maar nog niet is toegekomen aan de gewichtigste bestanddelen van zijn functie, die maken dat hij de functie van hypotheekbewaarder zou kunnen waarnemen. Het een en ander blijkt uit de beschrijving van de werkelijk door klager uitgevoerde werkzaamheden zoals vermeld in het functie-inventarisatieformulier van 26 mei 2020.
Het gerecht stelt dan ook vast dat het verzoek van klager is afgewezen omdat hij niet voldoet aan de vereiste van een gunstige beoordeling. Dat de afwijzing ongelukkig is geformuleerd, namelijk dat klager moet hebben aangetoond dat hij de functie van hypotheekbewaarder kan waarnemen, maakt dit niet anders. Dat aan klager wat betreft zijn beoordeling, andere eisen zijn gesteld dan aan zijn collega-medewerkers hypotheekkantoor, is ook niet gebleken.
6.3
Nu klager niet aan alle vereisten voldoet om te worden bevorderd naar schaal 10, is zijn daartoe strekkend verzoek op goede gronden afgewezen.
7. Het bezwaar is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.