ECLI:NL:OGAACMB:2021:122

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA202103194
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad ex artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak - inhouding salaris

In deze zaak heeft de verzoeker, de Gouverneur van Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorziening bij voorraad op basis van artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La). Dit verzoek volgde op een inhouding van zijn salaris van Afl. 1.902,83, die was doorgevoerd omdat de verzoeker zich in voorlopige hechtenis bevond. De verzoeker, werkzaam als politieambtenaar bij het Korps Politie Aruba, was op 19 augustus 2021 in bewaring gesteld wegens verdenking van een misdrijf. De inhouding van zijn salaris was in overeenstemming met artikel 89 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), dat voorschrijft dat tijdens schorsing wegens voorlopige hechtenis het inkomen voor één derde gedeelte wordt ingehouden.

Tijdens de behandeling van het verzoek op 15 november 2021, heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.F.M. Zara, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat de inhouding van zijn salaris hem in de problemen bracht, aangezien hij vier minderjarige kinderen heeft te onderhouden. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman, stelde echter dat de inhouding van het salaris verplicht was op grond van de Lma en dat er geen ruimte was voor beoordeling van de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om het verzoek toe te wijzen. De rechter concludeerde dat de wettelijke bepalingen dwingend zijn en geen ruimte laten voor een afweging van persoonlijke omstandigheden. Het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad werd dan ook afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn op 29 november 2021, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 29 november 2021
Gaza nr. AUA202103194

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoeker]

wonend te Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft bij bezwaarschrift van 1 november 2021 bezwaar gemaakt tegen de inhouding op zijn salaris van Afl. 1.902,83 vermeld op zijn salarisslip van september 2021.
Tevens heeft hij zich tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad (verzoek).
Het gerecht heeft het verzoek behandeld in raadkamer van 15 november 2021. Verzoeker is verschenen (via videoverbinding), bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 94 van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
Voor zover de toetsing aan het in artikel 94 van de La neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
1.2
Ingevolge artikel 88, eerste lid onderdeel a, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) is de ambtenaar van rechtswege in zijn ambt geschorst, indien hij zich in voorlopige hechtenis bevindt.
Ingevolge artikel 89, eerste lid, wordt - voor zover van belang - tijdens de schorsing ingevolge artikel 88, eerste lid onderdeel a, het inkomen voor één derde gedeelte ingehouden; na verloop van een termijn van zes weken kan een verdere inhouding, ook van het volle bedrag, plaats vinden.
feiten
2.1
Verzoeker is als politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA).
2.2
Op 19 augustus 2021 is verzoeker in bewaring gesteld wegens verdenking van een misdrijf.
2.3
In september 2021 is het salaris van verzoeker voor één derde gedeelte ingehouden.
2.4
Verzoeker bevindt zich nog steeds in voorlopige hechtenis in het Korrektie Instituut Aruba (KIA).
verzoek en verweer
3.1
Verzoeker verzoekt dat verweerder wordt bevolen om zijn loon vanaf augustus 2021 - zonder enige beperking - door te blijven betalen. Daaraan heeft klager - kort gezegd - het volgende ten grondslag gelegd. Klager ontkent het misdrijf waarvan hij wordt verdacht te hebben gepleegd. De strafrechter zal hem naar verwachting in ieder geval niet tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf veroordelen. Door de gedeeltelijke inhouding van zijn salaris kan hij niet in het levensonderhoud van zijn gezin voorzien. Klager heeft vier minderjarige kinderen die hij moet onderhouden.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij op grond van de Lma verplicht is om één derde deel van het salaris in te houden, nu verzoeker zich in voorlopige hechtenis bevindt. Hij concludeert daarom tot afwijzing van het verzoek.
beoordeling
4.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker voldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorziening bij voorraad.
4.2
Een verzoek om een voorziening bij voorraad kan worden toegewezen als redelijkerwijs kan worden betwijfeld of de bestreden beschikking in de bodemprocedure in stand zal blijven
4.3
De inhouding van het salaris is gebaseerd op artikel 89, eerste lid, van de Lma (zie onder 1.2). Dat artikel schrijft dwingend voor dat tijdens de schorsing ingevolge een voorlopige hechtenis van een ambtenaar het inkomen voor één derde gedeelte wordt ingehouden. Het artikel biedt dus geen beoordelingsruimte om de persoonlijke omstandigheden van verzoeker te betrekken bij de uitvoering daarvan. Voor het treffen van een voorziening bij voorraad bestaat daarom geen aanleiding. Het verzoek wordt om die reden afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht
wijsthet verzoek
af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter, en uitgesproken in raadkamer op maandag, 29 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingevolge het bepaalde in artikel 94, lid 4, Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.