Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Verzoeker]
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
wettelijk kader
BESLISSING
wijsthet verzoek
af.
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de verzoeker, de Gouverneur van Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorziening bij voorraad op basis van artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La). Dit verzoek volgde op een inhouding van zijn salaris van Afl. 1.902,83, die was doorgevoerd omdat de verzoeker zich in voorlopige hechtenis bevond. De verzoeker, werkzaam als politieambtenaar bij het Korps Politie Aruba, was op 19 augustus 2021 in bewaring gesteld wegens verdenking van een misdrijf. De inhouding van zijn salaris was in overeenstemming met artikel 89 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), dat voorschrijft dat tijdens schorsing wegens voorlopige hechtenis het inkomen voor één derde gedeelte wordt ingehouden.
Tijdens de behandeling van het verzoek op 15 november 2021, heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.F.M. Zara, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat de inhouding van zijn salaris hem in de problemen bracht, aangezien hij vier minderjarige kinderen heeft te onderhouden. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman, stelde echter dat de inhouding van het salaris verplicht was op grond van de Lma en dat er geen ruimte was voor beoordeling van de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om het verzoek toe te wijzen. De rechter concludeerde dat de wettelijke bepalingen dwingend zijn en geen ruimte laten voor een afweging van persoonlijke omstandigheden. Het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad werd dan ook afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn op 29 november 2021, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.