ECLI:NL:OGAACMB:2021:121

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102412
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen niet-nakoming van uitspraak inzake waarnemingstoelage door ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 29 november 2021 uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van een ambtenaar, klager, tegen de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, verweerder. Klager had eerder een verzoek ingediend voor een waarnemingstoelage over de periode van 2009 tot en met 2019, maar verweerder had niet volledig gevolg gegeven aan een eerdere uitspraak van het gerecht van 8 maart 2021. Klager diende op 4 augustus 2021 een bezwaarschrift in op basis van artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), omdat verweerder niet had beslist op zijn verzoek om waarnemingstoelage over de jaren 2014 tot en met 2019.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2021 heeft klager zijn standpunt toegelicht, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Klager stelde dat hij schade had geleden door het uitblijven van een beslissing en verzocht om schadevergoeding. Verweerder erkende dat klager de functie van hoofd afdeling rechtszaken had waargenomen, maar gaf aan dat de benodigde documenten voor de beslissing zoek waren geraakt.

Het gerecht overwoog dat het verzoek om schadevergoeding nog niet kon worden toegewezen, omdat niet kon worden vastgesteld of klager daadwerkelijk schade had geleden en hoe groot die zou zijn. Het gerecht verklaarde het bezwaar ongegrond, maar benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het bijhouden van waarnemingen bij verweerder ligt. De uitspraak werd gedaan door rechter A.J. Martijn en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

Uitspraak van 29 november 2021
Gaza nr. AUA202102412

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaarschrift ex artikel 96 van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 8 maart 2021 (Gaza nr. AUA202001748) heeft het gerecht het bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op klagers verzoek van 13 maart 2012 en rappel van 17 juli 2019 inzake waarnemingstoelage over de periode 2009 tot en met 2019, gegrond verklaard
.In die uitspraak is verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beschikken.
Klager heeft op 4 augustus 2021 een bezwaarschrift ex artikel 96 van de La ingediend (bezwaar).
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 18 oktober 2021. Klager is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 96, eerste lid, van de La is de ambtenaar bevoegd deswege een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, indien aan bij onherroepelijk geworden rechterlijke beslissing opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven. Ingevolge het tweede lid wordt het bezwaar ingediend, voor wat de beslissing in eerste aanleg betreft, binnen zes maanden, nadat zij onherroepelijk is geworden. Ingevolge het derde lid veroordeelt het gerecht, indien het bezwaar gegrond bevonden wordt, het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt, met inachtneming van alle omstandigheden, het bedrag der schadevergoeding bij de beslissing vast.
bezwaar en verweer
2.1
Het bezwaar van klager strekt ertoe vergoeding van geleden schade te verkrijgen. Daaraan heeft klager - kort gezegd - het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder heeft niet volledig gevolg gegeven aan de uitspraak van 8 maart 2021. De waarnemingstoelage over 2010 en 2011 is aan klager toegekend. Klager berust in de afwijzing van de waarnemingstoelage over 2012. Over zijn verzoek om een waarnemingstoelage over 2014 tot en met 2019 heeft verweerder echter nog niet beslist. Klager lijdt duidelijk schade hierdoor. Klager verzoekt het gerecht daarom een schadevergoeding vast te stellen en een bevelschrift ter zake uit te brengen.
2.2
Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat klager inderdaad de functie van hoofd afdeling rechtszaken bij Directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ) in die periode heeft waargenomen, maar dat de vakantiekaarten van degene(n) voor wie heeft hij heeft waargenomen zoek zijn geraakt bij de verhuizing van DWJZ. Een overzicht van de door klager waargenomen dagen is naar Departamento di Recurso Humano (DRH) gestuurd, maar DRH wenst de vakantiekaarten te ontvangen. Er is daarom nog geen beslissing genomen, aldus verweerder.
beoordeling
3.1
Vaststaat dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak van 8 maart 2021, voor zover het betreft het nemen van een beslissing op het verzoek van klager om een waarnemingstoelage over de kalenderjaren 2014 tot en met 2019.
3.2
Volgens vaste jurisprudentie is er voor een toekenning van schadevergoeding overeenkomstig artikel 96, derde lid van de La slechts plaats, indien op grond van de niet uitgevoerde uitspraak met de nodige zekerheid kan worden vastgesteld wat de inhoud diende te zijn van de beslissing die verweerder heeft nagelaten te nemen. Eerst dan kan immers worden vastgesteld of het niet nakomen van de uitspraak van het gerecht tot schade aan de zijde van klager heeft geleid en hoe groot die schade is (zie GAZA 17 februari 2014, GAZA nr. 1742 van 2013 en GAZA 9 oktober 2017, AUA201700266).
3.3
Het gerecht overweegt dat het verzoek van klager om vergoeding van schade nog niet kan worden toegewezen, nu nog niet kan worden vastgesteld dat klager schade heeft geleden en, zo ja, hoe groot die is. De uitspraak van 8 maart 2021 brengt niet met zich dat verweerder gehouden is het verzoek van klager om waarnemingstoelage in te willigen. In die uitspraak heeft het gerecht overwogen dat verweerder nog altijd niet inhoudelijk heeft beslist op het verzoek van klager en dat hij alsnog een (reële) beslissing moet nemen op klagers verzoek. In dit geval dient verweerder alsnog een (reële) beslissing te nemen op het verzoek om waarnemingstoelage over 2014 tot en met 2019. Daarmee is echter nog niet vast komen te staan dat klager voor deze waarnemingstoelage in aanmerking komt.
3.4
Het bezwaar zal daarom ongegrond worden verklaard.
3.5
Het gerecht ziet tenslotte aanleiding om ten overvloede nog op te merken dat de verantwoordelijkheid van het bijhouden van waarneming door ambtenaren primair bij verweerder ligt. Dat vakantiekaarten zoek zijn geraakt ontheft verweerder niet van zijn verplichting om alsnog gevolg te geven aan de uitspraak van 8 maart 2021 door op het verzoek van klager om een waarnemingstoelage over 2014 tot en met 2019 te beslissen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 29 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.