ECLI:NL:OGAACMB:2021:119

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA202100724
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar naar rang van onderopzichter 1ste klasse en de ontvankelijkheid van het bezwaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 29 november 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Openbare Werken, tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Dit landsbesluit, genomen op 5 februari 2021, hield in dat klager met ingang van 1 juli 2020 werd bevorderd naar de rang van onderopzichter 1ste klasse. Klager maakte bezwaar tegen de ingangsdatum van deze bevordering, stellende dat de gebruikelijke dienstanciënniteit voor bevorderingen niet in acht was genomen. Klager stelde dat een dienstanciënniteit van zeven jaren, zoals in zijn geval, niet gebruikelijk is en dat het besluit derhalve onrechtmatig was.

Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager het bestreden landsbesluit op 1 maart 2021 had ontvangen, waardoor het bezwaar tijdig was ingediend. Vervolgens heeft het gerecht de feiten en het procesverloop in kaart gebracht, waarbij het de bevoegdheid van de Gouverneur tot bevordering als discretionair heeft gekwalificeerd. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de bevorderingsdatum van klager correct was vastgesteld, aangezien hij op 1 juli 2019 de voorlaatste periodiek in de schaal van onderopzichter 2de klasse had bereikt. Klager voldeed pas op 1 juli 2020 aan alle vereisten voor de bevordering naar de rang van onderopzichter 1ste klasse.

De rechter heeft uiteindelijk het bezwaar ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Bezoldigingsregeling Aruba en de beoordeling van ambtenarenrechtelijke geschillen.

Uitspraak

Uitspraak van 29 november 2021
Gaza nr. AUA202100724

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 5 februari 2021 (bestreden landsbesluit) heeft verweerder onder meer besloten klager met ingang van 1 juli 2020 te bevorderen naar de rang van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5, dienstjaar 5).
Hiertegen heeft klager op 16 maart 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht (bezwaar).
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld van 18 oktober 2021. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

ontvankelijkheid
1. Klager heeft zijn bezwaarschrift na de in artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend. Hij heeft echter onweersproken gesteld dat hij het bestreden landsbesluit op 1 maart 2021 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, gestelde termijn. Klager is dus ontvankelijk in zijn bezwaar.
feiten
2.1
Klager is als ambtenaar werkzaam in de functie van bediener (zwaar) materieel bij de Dienst Openbare Werken (DOW).
2.2
Bij landsbesluit van 26 juli 2013 heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 mei 2010 te bevorderen naar de rang van onderhoudsmedewerker B (schaal 3, dienstjaar 3) en met ingang van 1 juli 2010 te ontheffen uit de rang van onderhoudsmedewerker B en te benoemen in de rang van onderopzichter 3de klasse.
2.3
Bij landsbesluit van 23 juli 2015 heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 juli 2013 te bevorderen naar de rang van onderopzichter 2de klasse (schaal 4, dienstjaar 3).
bestreden landsbesluit
3. Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten om klager met ingang van
1 juli 2020 te bevorderen naar de rang van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5, dienstjaar 5).
bezwaar en verweer
3.1
Het bezwaar richt zich tegen de ingangsdatum van die bevordering. Daaraan heeft klager - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat bij bevorderingen doorgaans een dienstanciënniteit wordt gehanteerd van twee, drie of maximaal vier dienstjaren. Een dienstanciënniteit van zeven jaren, zoals bij de bevordering van klager toegepast, wordt nimmer gehanteerd. Het bestreden landsbesluit is dus onrechtmatig genomen en kan daarom niet in stand blijven, aldus klager.
3.2
Verweerder heeft - kort gezegd - hiertegen ingebracht dat de bevordering van klager naar schaal 5, dienstjaar 5, is geschied conform de geldende regels van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (BRA) en het advies van het Departamento di Recurso Humano (DRH). Van onrechtmatigheid daarvan is dus geen sprake. Verweerder concludeert daarom tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
In de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA) zijn de benoemings- en bevorderingseisen voor verschillende betrekkingen opgenomen in bijlage B van die regeling. Voor een bevordering naar de rang van onderopzichter 1ste klasse dient de ambtenaar aan de volgende vereisten te voldoen:
ls onder B (vereisten voor de rang van onderopzichter 2de klasse);
een jaar diensttijd na het bereiken van de voorlaatste periodiek in de schaal van onderopzichter 2de klasse;
vacature.
Daarnaast dient de ambtenaar ingevolgde artikel 4, tweede lid, van de BRA voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
beoordeling
5.1
Het gerecht stelt voorop dat de bevoegdheid tot bevordering van ambtenaren discretionair van karakter is. Dit brengt met zich dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.2
Bij de bepaling van de bevorderingsdatum heeft verweerder conform de BRA de datum waarop klager de voorlaatste periodiek in de schaal van onderopzichter 2de klasse heeft bereikt in aanmerking genomen (het vereiste onder b). Klager heeft op 1 juli 2019 de voorlaatste periodiek in de schaal van onderopzichter 2de klasse (schaal 4, dienstjaar 9) bereikt. Het gevolg hiervan is dat klager een jaar na deze datum, te weten op 1 juli 2020, aan de vereisten voor een bevordering naar de rang van onderopzichter 1ste klasse voldeed.
5.3
Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder de bevorderingsdatum van klager op de juiste wijze bepaald. Het standpunt van klager dat indien reeds is voldaan aan het vereiste onder a de ambtenaar in kwestie niet meer hoeft te voldoen aan het vereiste onder b, is onjuist. De bevorderingsvereisten zijn cumulatief opgesomd, zodat aan alle drie vereisten (a, b en c) moet zijn voldaan om bevorderd te kunnen worden naar de rang van onderopzichter 1ste klasse. Nu klager pas op 1 juli 2020 aan alle vereisten voldeed, luidt het oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager met ingang van die datum naar die rang te bevorderen.
6. De slotsom is dat het bezwaar ongegrond is.
7. Voor toekenning van een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken in Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.