In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar schaal 4. Klager had op 28 oktober 2015 verzocht om bevordering met ingang van 1 januari 2013, maar dit verzoek werd op 5 december 2017 afgewezen. Klager maakte op 8 februari 2021 bezwaar tegen deze afwijzing. De zitting vond plaats op 5 juli 2021, waar klager en zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, mr. C.L. Geerman.
Het Gerecht overwoog dat klager zijn bezwaarschrift na de wettelijke termijn had ingediend, maar dat hij aannemelijk had gemaakt dat hij pas op 7 januari 2021 kennis had genomen van de bestreden beschikking. Hierdoor werd klager ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De kern van het geschil was of verweerder op goede gronden had besloten om klager niet te bevorderen. Verweerder had gesteld dat klager de opleiding voor benoembaarheid tot Kommies der invoerrechten en accijnzen niet had behaald en dat zijn stagebeoordeling negatief was.
Het Gerecht oordeelde dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Klager voldeed niet aan de opleidingseisen voor bevordering, en het verzoek werd op goede gronden afgewezen. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, en klager werd in zijn verzoek om bevordering niet in het gelijk gesteld. De uitspraak werd gedaan op 29 november 2021, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.