ECLI:NL:OGAACMB:2021:117

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA202100301
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar in het kader van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 29 november 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar hogere schalen. Klager, vertegenwoordigd door mr. R.P. Lee, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 7 december 2020, waarin zijn verzoeken om bevordering naar schalen 3, 4, 6 en 7 werden afgewezen. De klager stelde dat hij na een dienstanciënniteit van meer dan 13 jaar recht had op bevordering, maar het gerecht oordeelde dat de afwijzing op goede gronden was gebaseerd. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman, had aangevoerd dat klager niet voldeed aan de vereiste van een gunstige beoordeling, aangezien hij gedurende een lange periode arbeidsongeschikt was geweest en zijn functioneren niet kon worden beoordeeld. Het gerecht bevestigde dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag, en dat de afwijzing van klagers verzoeken rechtmatig was. Het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 29 november 2021
Gaza nr. AUA202100301

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 7 december 2020 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de verschillende verzoeken van klager om te worden bevorderd naar schalen 3, 4, 6 en 7, afgewezen.
Hiertegen heeft klager op 8 februari 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 5 juli 2021, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Klager heeft echter aangevoerd dat hij de bestreden beschikking op 7 januari 2021 heeft ontvangen.
Nu verweerder dit niet heeft weersproken en uit de overgelegde stukken geen ontvangstdatum is gebleken, heeft klager genoegzaam aangetoond het onderhavige bezwaar te hebben ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn bezwaar.
Standpunten van partijen
2.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd, dat klager niet voldoet aan de vereiste van een gunstige beoordeling, en daarom niet kan worden bevorderd. Weliswaar is hij vanaf 18 november 2018 geplaatst in een functie die maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 8, maar klager heeft deze functie niet volledig uitgevoerd en was bovendien in de periode vanaf januari 2014 tot en met december 2017 in totaal 775 dagen arbeidsongeschikt, zodat het niet mogelijk was om hem op zijn functioneren te beoordelen.
Ter zitting heeft verweerder betoogd dat klager “onbeoordeelbaar” is. Klager is van de Directie Sociale Zaken, alwaar hij niet functioneerde, overgeplaatst naar de Directie Arbeid, waar hij hoogstens twee weken op werk is verschenen. Vanaf 14 december 2020 is klager tijdelijk geplaatst bij het project Taskforce Controle onder leiding van het Bureau Rampenbestrijding. Klager heeft een hoog ziekteverzuim en wil kennelijk niet werken.
2.2
Klager kan zich niet verenigen met deze afwijzing en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld, dat verweerder het zorgvuldigheids-, het motiverings- en het rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden, nu verweerder hem na een dienstanciënniteit van ruim 13 jaar, nog niet naar schaal 3 heeft bevorderd, terwijl de normen voor deze bevordering niet zo hoog zijn. De bevordering naar schaal 3 dient bijna als een automatisme te worden aangemerkt, zodat het onrechtmatig is dat klager nog niet is bevorderd vanuit zijn aanvang-schaal, aldus klager. Klager verzoekt vernietiging van de bestreden beschikking en bepaling dat hij met ingang van 1 december 2015 naar schaal 3, en met ingang van 1 december 2019 naar schaal 4 wordt bevorderd.
Het geschil
3.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om klager niet te bevorderen.
3.2
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
3.3
Het gerecht neemt daarbij het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Bij Landsbesluit van 11 augustus 2008 no. 4 is klager met ingang van 1 april 2008 benoemd tot hulpkommies der invoerrechten en accijnzen (schaal 2, dienstjaar 8). Klager werd met ingang van 18 november 2008 van de opleiding van kommies der invoerrechten en accijnzen verwijderd, omdat zijn studieresultaten onvoldoende waren en hij niet meer kon slagen. Vervolgens heeft hij in de periode vanaf 22 oktober 2012 tot en met 30 november 2012 een stageprogramma doorlopen en een praktijktoets afgelegd. Zijn stagebeoordeling was negatief en het resultaat van zijn praktijktoets was slecht.
4.2
Bij Landsbesluit van 21 april 2015 no. 45 is vastgelegd dat klager met ingang van 18 november 2013 is overgeplaatst naar de Directie Sociale Zaken (DSZ), en is ontheven uit de rang van hulpkommies en benoemd in de rang van schrijver (schaal 2) met behoud van zijn rechtspositie. Klager is daarbij geplaatst in de functie van Bijstand Consulent, die maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 8.
4.3
Bij brief van 10 juni 2015 heeft klager verzocht om hem met ingang van 1 december 2013 te bevorderen naar schaal 7. Dit verzoek heeft klager laatstelijk bij brief van 7 juli 2016 gerappelleerd. Bij brief van 20 september 2016 heeft klager verzocht om deze brieven als niet verzonden te beschouwen. Bij een andere brief van 20 september 2016 heeft klager verzocht om hem met ingang van 1 januari 2014 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies in schaal 6. Bij brief van 12 juli 2019 heeft klager verzocht hem te bevorderen naar schalen 3 en 4 met ingang van 1 juli 2012 respectievelijk 1 juli 2016.
4.4
Bij brief van 30 januari 2017 heeft de directeur van de Directie Sociale Zaken met betrekking tot het bevorderingsverzoek van klager, het volgende geadviseerd:
“ (…) De heer [klager] werd per 18 november 2013 overgeplaatst naar de Directie Sociale Zaken als Bijstand Consulent (…) maar betrokkene had vanaf zijn intrede afstand genomen van deze functie. Hierdoor werd de heer [klager] gedurende de twee afgelopen jaren belast met diverse administratieve en [ondersteunende] werkzaamheden binnen de afdeling.
Met de heer [klager] was afgesproken dat per 1 augustus 2016 betrokkene de positie van Consulent zal gaan bekleden die belast is met Kosteloze Begrafenis, SVB en Administratie, maar helaas kon de heer [klager] nog niet met de uitvoerende werkzaamheden beginnen door zijn (langdurig) arbeidsongeschiktheid.
In het licht van het bovenvermelde kan de Directie Sociale Zaken op dit moment geen positief advies uitbrengen over een mogelijke bevordering voor de heer [klager]. (…)”
4.5
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder voormelde bevorderingsverzoeken, afgewezen. In die beschikking staat -voor zover hier van belang- het volgende:
“ (…) U verzoekt (…) om met ingang van 1 december 2013 ingeschaald te worden in schaal 7, wegens het bekleden van een functie op mbo-niveau. Het overslaan van schalen is in strijd met de Bezoldigingsregeling Aruba 1986. (…) U bekleedt een carrièrefunctie en dient uw carrière in de functie van bijstand consulent te doorlopen, conform het rangenstelsel voor administratieve ambtenaren (…).
Uit het bovenstaande blijkt dat u van 2014 tot en met 2017 in totaal 775 dagen arbeidsongeschikt was (…). Hieruit blijkt dat u meer dan de helft van de beoordelingsperiode, vier jaar dienst geldig voor een bevordering, afwezig was in verband met ziekte. Naar aanleiding hiervan was het niet mogelijk om uw functioneren te beoordelen. U voldoet niet aan de bevorderingsvereiste van een gunstige beoordeling. (…)”.
Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
5.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (BRA) dient klager om in aanmerking te komen voor een bevordering, te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (vereiste van gunstige beoordeling).
5.3
Voor bevordering naar de rang klerk (schaal 3) geldt – voor zover hier van belang – dat betrokkene ten minste drie jaar dienst in de rang van schrijver heeft volbracht (anciënniteitseis) en een functie bekleedt die het niveau van klerk rechtvaardigt (functiewaarderingsvereiste).
Beoordeling
6.1
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager vanaf 18 november 2013 is benoemd in de rang van schrijver (schaal 2) en vanaf die datum in een functie is geplaatst die hoger is gewaardeerd dan schaal 2. Het gerecht stelt dan ook vast dat klager in ieder geval vanaf 18 november 2016 voldoet aan de anciënniteitseis en aan de functiewaarderingsvereiste voor een bevordering naar schaal 3.
6.2
Wat betreft de vereiste van gunstige beoordeling, overweegt het gerecht als volgt.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager door de directeur van de Directie Sociale Zaken niet gunstig is beoordeeld. In het advies van 30 januari 2017 geeft de directeur te kennen dat klager vanaf zijn overplaatsing naar de Directie Sociale Zaken, de werkzaamheden behorende bij de functie van Bijstand Consulent (Intake) niet heeft verricht, en dat hij belast werd met andere administratieve werkzaamheden. Klager had namelijk in januari 2014 te kennen gegeven dat de functie van Bijstand Consulent hem niet beviel en dat hij een andere functie wilde. Klager heeft ook de werkzaamheden van de functie van Consulent, die hij met ingang van 1 augustus 2016 zou gaan bekleden, niet uitgevoerd vanwege zijn langdurige arbeidsongeschiktheid.
6.3
Het gerecht constateert dat klager niet voldoet aan de vereiste van een gunstige beoordeling. Gelet hierop, heeft verweerder zijn verzoek(en) om te worden bevorderd naar schalen 3 en verder, op goede gronden afgewezen. Het bezwaar dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.