1.1Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder aan klager de disciplinaire maatregel van ontslag opgelegd. Aan dit ontslag heeft verweerder, zakelijk weergegeven, ten grondslag gelegd:
- dat klager op 13 juli 2019 zijn levensgezel meerdere malen in het openbaar mishandelde, waarbij hij haar meermaals op haar hoofd sloeg, haar wurgde en aan haar haren trok;
- dat klager hiervoor op 17 oktober 2019 is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met aftrek voorarrest en een proeftijd van 2 jaar;
- dat de overheid een intensieve en moeizame strijd voert tegen huiselijk geweld, en dat daarom van de overheid niet gevergd kan worden dat zij ambtenaren tolereert die zich schuldig maken aan huiselijk geweld;
- dat de overheid hoge eisen stelt aan de integriteit en betrouwbaarheid van haar landsdienaren, en dat een politieambtenaar een voorbeeldfunctie bekleedt die een bijzondere verantwoordelijkheid met zich meebrengt;
- dat klager handelingen heeft verricht die hij uit hoofde van zijn functie juist dient te bestrijden;
- dat klager in hoge mate is tekortgeschoten in zijn verantwoordelijkheden en verplichtingen als goed ambtenaar;
- dat klager met zijn gedrag afbreuk heeft gedaan aan het beeld van een betrouwbaar en integer politieambtenaar en integer politiekorps waar het publiek op mag rekenen;
- dat klager ernstig plichtsverzuim heeft gepleegd;
- dat klager in strijd heeft gehandeld met het gedrag dat van hem verlangd en verwacht mag worden en dat dit handelen op geen enkele manier te rechtvaardigen is;
- dat niet is gebleken dat zijn gedraging hem niet kan worden aangerekend;
- dat de omstandigheid dat klager heeft gehandeld terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, een strafverzwarende omstandigheid is die hem kan worden aangerekend;
- dat het plichtsverzuim van dien aard is dat er geen vertrouwen meer gesteld kan worden in het integer handelen van klager;
- dat klager zich in het verleden meermalen schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, waarvoor hij tot driemaal toe disciplinair is gestraft met gedeeltelijke inhouding van het inkomen (mei 2013, juni 2013 en oktober 2017).
Tevens heeft verweerder overwogen dat, voor zover de ontslaggrond van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder i, van de Lma komt te vervallen, er aanleiding bestaat om klager met toepassing van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder f, van de Lma eervol ontslag te verlenen, omdat klager blijk heeft gegeven niet in staat te zijn, zijn professionele grenzen te bewaken en te handhaven, en de aard van de functie en de ernst van het grensoverschrijdend gedrag met zich brengen dat hem geen verbeterkans wordt geboden.