1.7Bij brief van 27 juli 2020 heeft klaagster van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
2. Bij het bestreden landsbesluit is aan klaagster de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- opgelegd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, omdat zij:
op 19 juli 2019, toen zij belast was met de leiding als wachtregelaar, de directeur van het DAD niet op de hoogte heeft gesteld dat een dienstvuurwapen en patronen ontbraken;
niet volgens het inter-bureau memo een verklaring van haar bevinding had vastgelegd, namelijk dat een dienstvuurwapen (serienummer [nummer]) en 15 patronen ontbraken;
in het wachtrapport heeft vermeld dat alle dienstvuurwapens en munitie aanwezig waren, wat niet het geval was;
e procedure noch de controle heeft uitgevoerd in verband met de inventaris gedurende elke dienst en de opmaak van het wachtrapport niet heeft gevolgd;
in het wachtrapport regelmatig de inventaris en andere relevante informatie van het wachtrapport van de vorige dienst heeft overgenomen (copy-paste).
Niet is gebleken dat deze gedragingen klaagster niet kunnen worden aangerekend. Het gevolg hiervan is dat niet meer is te achterhalen hoe het vuurwapen en de 15 patronen vermist konden raken. Gelet op de ernst van het plichtsverzuim alsook de voorbeeldfunctie en de werkervaring van klaagster, acht verweerder de aan haar opgelegde disciplinaire straf niet onevenredig.
3. Aan het daartegen gerichte bezwaar heeft klaagster – kort gezegd – het volgende ten grondslag gelegd. Klaagster erkent dat zij niet na elke wacht de feitelijke controle van de dienstvuurwapens en patronen heeft uitgevoerd en dat bij het opmaken van haar wachtrapport zij het wachtrapport van de vorige dienst heeft overgenomen. Maar dat was niet zonder reden. Zolang er vrije toegang is tot het berghok waarin de vuurwapenkluis zich bevindt en de sleutel van die kluis samen wordt bewaard met de sleutel van het berghok, is het volkomen zinloos om elke dag, na elke wacht, een feitelijke inventarisatie te doen. Immers eenieder kan bij de dienstvuurwapens en munitie komen. Bovendien is sprake van een aanhoudende onderbezetting waardoor een hoge werkdruk bestaat. Over deze bezwaren heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, de voorzitter van de vakbond (ook dienstleider) en de chef. De chef zou deze bezwaren opnemen met hogerhand en daarna terugkoppelen, maar dat heeft hij nooit gedaan. Gelet hierop kan klaagster niet althans niet op deze rauwelijkse wijze disciplinair worden gestraft. Klaagster meent daarom dat het bestreden landsbesluit in strijd is met het motiverings-, het vertrouwens-, het rechtzekerheidsbeginsel en het beginsel van fair play, met het gevolg dat het niet in stand kan blijven.
4. Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Lma, is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge artikel 83, eerste lid en onder d, kan als disciplinaire straf worden toegepast, geheel of gedeeltelijke inhouding van inkomen. Ingevolge het derde lid en onder c geschiedt de inhouding van inkomen tot een bedrag van ten hoogste een maand inkomen.
5. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden klaagster wegens plichtsverzuim de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- heeft opgelegd.