ECLI:NL:OGAACMB:2021:109

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102793
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf en inhouding salaris van ambtenaar wegens plichtsverzuim

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 november 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf die haar was opgelegd. Klaagster, werkzaam als dienstleider bij de sectie Haven Barcadera van het Departamento di Aduana, kreeg een disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van haar inkomen ter hoogte van Afl. 500,- opgelegd vanwege ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim was het gevolg van het niet uitvoeren van de vereiste dagelijkse controles van de aanwezige vuurwapens en patronen, wat leidde tot de vermissing van een vuurwapen en 15 patronen. Klaagster had op 6 november 2020 bezwaar gemaakt tegen deze straf, maar het gerecht oordeelde dat de opgelegde straf niet onevenredig was en dat klaagster zich niet aan haar verplichtingen had gehouden.

De feiten van de zaak tonen aan dat klaagster op de hoogte was van de interne procedures en instructies met betrekking tot de controle van vuurwapens, maar desondanks deze niet had nageleefd. Het gerecht concludeerde dat de disciplinaire straf gerechtvaardigd was, gezien de ernst van het plichtsverzuim en de verantwoordelijkheden die klaagster als ambtenaar had. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en integriteit in het ambtenarenrecht, vooral in functies waar met vuurwapens wordt gewerkt. Het bezwaar van klaagster werd ongegrond verklaard, en de disciplinaire maatregel bleef in stand.

Uitspraak

Uitspraak van 15 november 2021
Gaza nr. AUA202002793

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 7 oktober 2020 (bestreden landsbesluit) heeft verweerder met toepassing van artikel 83, eerste lid en onder d, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) aan klaagster de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- opgelegd.
Hiertegen heeft klaagster op 6 november 2020 bezwaar gemaakt (bezwaar).
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 27 september 2021. Namens klaagster is verschenen haar gemachtigde en verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten
1. Het gerecht gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten.
1.1
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij de sectie Haven Barcadera van het Departamento di Aduana (DAD) in de functie van dienstleider.
1.2
Bij e-mail van 22 januari 2019 heeft de chef van de sectie Haven (chef) aan de haven wachtlopers, waaronder klaagster, een inventarisatielijst toegestuurd van de vuurwapens en patronen die zich in de wapenkast van Haven Barcadera bevinden. Op dezelfde dag stuurde de chef weer een e-mail naar de haven wachtlopers met de instructie dat de dienstdoende wachtmeester een controle moet doen van de aanwezige vuurwapens en patronen en dat die moeten kloppen met die inventarisatielijst. De chef voegde daaraan toe dat indien de werkelijke aantallen vuurwapens en patronen niet kloppen met de inventarisatielijst, de dienstdoende wachtmeester een verklaring van bevindingen moet opmaken (dienstinstructie).
1.3
Bij inter-bureau memo van 8 februari 2019 (inter-bureau memo) werd de dienstinstructie herhaald. Daarbij werd nog verduidelijkt dat de controle elke dag en bij elke wacht feitelijk uitgevoerd moest worden en het resultaat daarvan in een wachtrapport moest worden opgenomen.
1.4
Op 19 juli 2019 werd tijdens een inventarisatie van de goederen in de wapenkast te Haven Barcadera geconstateerd dat een vuurwapen (inclusief patroonhouder) en 15 patronen ontbraken. Het betreft het vuurwapen ‘Glock 17 serie nr. [nummer]. Van die inventarisatie is een proces-verbaal opgemaakt.
1.5
Bij brief van 29 mei 2020 is klaagster in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk tegenover verweerder te verantwoorden ter zake vermoedelijk door haar gepleegd plichtsverzuim.
1.6
Bij brief van 15 juni 2020 heeft klaagster van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
bestreden landsbesluit
2. Bij het bestreden landsbesluit is aan klaagster de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- opgelegd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, omdat:
  • de dienstleiders ingedeeld bij sectie Haven Barcadera, waaronder klaagster, regelmatig in hun wachtrapport de inventaris en andere relevante informatie overnamen (copy-paste) van het wachtrapport van de vorige dienstleider, zonder conform de interne procedure een feitelijke controle te hebben uitgevoerd;
  • klaagster als wachtleider dus geen gevolg heeft gegeven aan de interne procedure van het DAD met betrekking tot de dagelijkse inventarisatielijst dienstvuurwapens en patronen;
  • klaagster de vereiste feitelijke controle en inventarisatie niet/niet naar behoren heeft uitgevoerd.
Niet is gebleken dat deze gedragingen klaagster niet kunnen worden aangerekend. Het gevolg hiervan is dat niet meer is te achterhalen hoe het vuurwapen en de 15 patronen vermist konden raken. Gelet op de ernst van het plichtsverzuim alsook de voorbeeldfunctie en de werkervaring van klaagster, acht verweerder de aan haar opgelegde disciplinaire straf niet onevenredig.
bezwaar
3. Aan het daartegen gerichte bezwaar heeft klaagster – kort gezegd – het volgende ten grondslag gelegd. Klaagster erkent dat zij niet na elke wacht de feitelijke controle van de dienstvuurwapens en patronen heeft uitgevoerd en dat bij het opmaken van haar wachtrapport zij het wachtrapport van de vorige dienst heeft overgenomen. Maar dat was niet zonder reden. Zolang er vrije toegang is tot het berghok waarin de vuurwapenkluis zich bevindt en de sleutel van die kluis samen wordt bewaard met de sleutel van het berghok, is het volkomen zinloos om elke dag, na elke wacht, een feitelijke inventarisatie te doen. Immers, eenieder kan bij de dienstvuurwapens en munitie komen. Bovendien is sprake van een aanhoudende onderbezetting waardoor een hoge werkdruk bestaat. Over deze bezwaren heeft een gesprek plaatsgevonden tussen mevrouw [persoon Y] (dienstleider), de voorzitter van de vakbond (ook dienstleider) en de chef. De chef zou deze bezwaren opnemen met hogerhand en daarna terugkoppelen, maar dat heeft hij nooit gedaan. Gelet hierop kan klaagster niet althans niet op deze rauwelijkse wijze disciplinair worden gestraft. Klaagster meent daarom dat het bestreden landsbesluit in strijd is met het motiverings-, het vertrouwens-, het rechtzekerheidsbeginsel en het beginsel van fair play, met het gevolg dat het niet in stand kan blijven.
wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Lma, is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge artikel 83, eerste lid en onder d, kan als disciplinaire straf worden toegepast, geheel of gedeeltelijke inhouding van inkomen. Ingevolge het derde lid en onder c geschiedt de inhouding van inkomen tot een bedrag van ten hoogste een maand inkomen.
beoordeling
5. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden klaagster wegens plichtsverzuim de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- heeft opgelegd.
5.1
Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire straf aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedraging heeft begaan. Voor het kunnen opleggen van een disciplinaire staf wegens plichtsverzuim is voorts vereist dat het plichtsverzuim aan de betrokken ambtenaar kan worden toegerekend.
5.2
Klaagster erkent dat zij, zoals enkele andere dienstleiders, niet bij elke dienst een controle heeft gedaan van de aanwezige dienstvuurwapens en patronen en dat zij bij de opmaak van haar wachtrapport de inventaris en andere relevante informatie van het wachtrapport van de vorige dienst heeft overgenomen (copy - paste). Naar het oordeel van het gerecht kwalificeren deze gedragingen als plichtsverzuim. Klaagster heeft immers daarmee haar verplichtingen voortvloeiende uit de dienstinstructie en het inter-bureau memo niet nagekomen en heeft dus in strijd gehandeld met artikel 47, eerste lid, en artikel 82, eerste lid, van de Lma.
5.3
Voor zover klaagster met haar betoog heeft willen stellen dat het plichtsverzuim haar niet kan worden toegerekend, slaagt dit om de volgende redenen niet. Klaagster was bekend met de dienstinstructie. Gelet op haar werkervaring (27 jaren) en haar functie wordt zij geacht bewust te zijn van het belang van verweerder bij een dagelijkse, zorgvuldige inventarisatie van de dienstvuurwapens en patronen, namelijk het zo snel mogelijk onderzoek kunnen instellen naar vermiste dienstvuurwapens en/of patronen gelet op het gevaar van dien. Het gerecht deelt de mening van klaagster dat het uitermate onverantwoord is dat ook anderen dan (wapen dragende) douaneambtenaren toegang hebben tot de wapenkluis en dat het DAD deze kwestie zo snel mogelijk moet oplossen. Dit maakt echter niet dat een dagelijkse inventarisatie zinloos is. Integendeel, het belang bij het zo snel mogelijk onderzoek kunnen doen om te achterhalen waar vermiste dienstvuurwapens en/of munitie zich bevinden, wordt daardoor juist groter. Dat de chef ondanks zijn toezegging niet is teruggekomen op de bezwaren tegen de dienstinstructie, maakt dat niet anders. Uit niets blijkt dat klaagster naar aanleiding van het gesprek in kwestie van haar verplichting om de dienstinstructie uit te voeren vrijgesteld was. Dat het klaagster door hoge werkdruk niet mogelijk was om de inventarisatie te doen, is niet gebleken.
5.4
Aan douaneambtenaren worden hoge eisen gesteld ten aanzien van hun zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, integriteit en plichtsbetrachting. Met deze eisen verdraagt zich niet het plichtsverzuim waaraan klaagster zich schuldig heeft gemaakt. Mede door toedoen van klaagster is het niet meer mogelijk te achterhalen tijdens welke wacht het dienstvuurwapen en de patronen vermist zijn geraakt, met het gevolg dat het nu haast onmogelijk is er achter te komen waar die zich bevinden. Gelet op dit alles acht het gerecht de aan klaagster opgelegde disciplinaire straf niet onevenredig.
6. De slotsom is dat het bezwaar ongegrond is. Het bestreden landsbesluit kan in stand blijven.
7. Voor toekenning van een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Beslist wordt dan als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.