ECLI:NL:OGAACMB:2021:108

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102792
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf en inhouding van salaris in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 november 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf die hem was opgelegd. Klager, werkzaam als dienstleider bij de sectie Haven Barcadera van het Departamento di Aduana, kreeg op 7 oktober 2020 een disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van zijn inkomen ter hoogte van Afl. 500,- opgelegd. Dit gebeurde naar aanleiding van een incident waarbij tijdens een inventarisatie op 19 juli 2019 werd vastgesteld dat een vuurwapen en 15 patronen ontbraken. Klager had niet voldaan aan de interne controle-instructies en had zijn wachtrapporten niet correct ingevuld, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim.

Klager maakte bezwaar tegen de opgelegde straf en voerde aan dat de omstandigheden, zoals de hoge werkdruk en de toegang van anderen tot de wapenkluis, hem niet in staat stelden om de vereiste controles uit te voeren. Het gerecht oordeelde echter dat klager, gezien zijn ervaring en functie, op de hoogte moest zijn van de noodzaak van zorgvuldige inventarisatie en dat zijn argumenten niet voldoende waren om het plichtsverzuim te rechtvaardigen. Het gerecht concludeerde dat de disciplinaire straf niet onevenredig was en dat het bezwaar ongegrond werd verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ambtenaren en de noodzaak om plichten nauwgezet na te komen, vooral in functies waar integriteit en zorgvuldigheid van groot belang zijn. Klager werd in de gelegenheid gesteld om in hoger beroep te gaan, waarbij de procedure en termijnen duidelijk werden uiteengezet.

Uitspraak

Uitspraak van 15 november 2021
Gaza nr. AUA202002792

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 7 oktober 2020 (bestreden landsbesluit) heeft verweerder met toepassing van artikel 83, eerste lid en onder d, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) aan klager de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- opgelegd.
Hiertegen heeft klager op 6 november 2020 bezwaar gemaakt (bezwaar).
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 27 september 2021. Namens klager is verschenen zijn gemachtigde en verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten
1. Het gerecht gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten.
1.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij de sectie Haven Barcadera van het Departamento di Aduana (DAD) in de functie van dienstleider.
1.2
Bij e-mail van 22 januari 2019 heeft de chef van de sectie Haven (chef) aan de haven wachtlopers, waaronder klager, een inventarisatielijst toegestuurd van de vuurwapens en patronen die zich in de wapenkast van Haven Barcadera bevinden. Op dezelfde dag stuurde de chef weer een e-mail naar de haven wachtlopers met de instructie dat de dienstdoende wachtmeester een controle moet doen van de aanwezige vuurwapens en patronen en dat die moeten kloppen met die inventarisatielijst. De chef voegde daaraan toe dat indien de werkelijke aantallen vuurwapens en patronen niet kloppen met de inventarisatielijst, de dienstdoende wachtmeester een verklaring van bevindingen moet opmaken de dienstinstructie.
1.3
Bij inter-bureau memo van 8 februari 2019 (inter-bureau memo) werd de dienstinstructie herhaald. Daarbij werd nog verduidelijkt dat de controle elke dag en bij elke wacht feitelijk uitgevoerd moest worden en het resultaat daarvan in een wachtrapport moest worden opgenomen.
1.4
Op 19 juli 2019 werd tijdens een inventarisatie van de goederen in de wapenkast te Haven Barcadera geconstateerd dat een vuurwapen (inclusief patroonhouder) en 15 patronen ontbraken. Het betreft het vuurwapen ‘Glock 17 serie nr. [nummer]. Van die inventarisatie is een proces-verbaal opgemaakt.
1.5
Bij brief van 29 mei 2020 is klager in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk tegenover verweerder te verantwoorden ter zake vermoedelijk door hem gepleegd plichtsverzuim.
1.6
Bij brief van 15 juni 2020 heeft klager van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
bestreden landsbesluit
2. Bij het bestreden landsbesluit is aan klager de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- opgelegd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, omdat:
  • de dienstleiders ingedeeld bij sectie Haven Barcadera, waaronder klager, regelmatig in hun wachtrapport de inventaris en andere relevante informatie overnamen (copy-paste) van het wachtrapport van de vorige dienstleider, zonder conform de interne procedure een feitelijke controle te hebben uitgevoerd;
  • klager als wachtleider dus geen gevolg heeft gegeven aan de interne procedure van het DAD met betrekking tot de dagelijkse inventarisatielijst dienstvuurwapens en patronen;
  • klager de vereiste feitelijke controle en inventarisatie niet/niet naar behoren heeft uitgevoerd.
Niet is gebleken dat deze gedragingen klager niet kunnen worden aangerekend. Het gevolg hiervan is dat niet meer is te achterhalen hoe het vuurwapen en de 15 patronen vermist konden raken. Gelet op de ernst van het plichtsverzuim alsook de voorbeeldfunctie en de werkervaring van klager, acht verweerder de aan hem opgelegde disciplinaire straf niet onevenredig.
bezwaar
3. Aan het daartegen gerichte bezwaar heeft klager – kort gezegd – het volgende ten grondslag gelegd. Klager erkent dat hij niet na elke wacht de feitelijke controle van de dienstvuurwapens en patronen heeft uitgevoerd en dat bij het opmaken van zijn wachtrapport hij het wachtrapport van de vorige dienst heeft overgenomen. Maar dat was niet zonder reden. Zolang er vrije toegang is tot het berghok waarin de vuurwapenkluis zich bevindt en de sleutel van die kluis samen wordt bewaard met de sleutel van het berghok, is het volkomen zinloos om elke dag, na elke wacht, een feitelijke inventarisatie te doen. Immers, eenieder kan bij de dienstvuurwapens en munitie komen. Bovendien is sprake van een aanhoudende onderbezetting waardoor een hoge werkdruk bestaat. Over deze bezwaren heeft een gesprek plaatsgevonden tussen mevrouw [persoon Y] (dienstleider), de voorzitter van de vakbond (ook dienstleider) en de chef. De chef zou deze bezwaren opnemen met hogerhand en daarna terugkoppelen, maar dat heeft hij nooit gedaan. Gelet hierop kan klager niet althans niet op deze rauwelijkse wijze disciplinair worden gestraft. Klager meent daarom dat het bestreden landsbesluit in strijd is met het motiverings-, het vertrouwens-, het rechtzekerheidsbeginsel en het beginsel van fair play, met het gevolg dat het niet in stand kan blijven.
wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Lma, is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge artikel 83, eerste lid en onder d, kan als disciplinaire straf worden toegepast, geheel of gedeeltelijke inhouding van inkomen. Ingevolge het derde lid en onder c geschiedt de inhouding van inkomen tot een bedrag van ten hoogste een maand inkomen.
beoordeling
5. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden klager wegens plichtsverzuim de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- heeft opgelegd.
5.1
Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire straf aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedraging heeft begaan. Voor het kunnen opleggen van een disciplinaire staf wegens plichtsverzuim is voorts vereist dat het plichtsverzuim aan de betrokken ambtenaar kan worden toegerekend.
5.2
Klager erkent dat hij, zoals enkele andere dienstleiders, niet bij elke dienst een controle heeft gedaan van de aanwezige dienstvuurwapens en patronen en dat hij bij de opmaak van zijn wachtrapport de inventaris en andere relevante informatie van het wachtrapport van de vorige dienst heeft overgenomen (copy - paste). Naar het oordeel van het gerecht kwalificeren deze gedragingen als plichtsverzuim. Klager heeft immers daarmee zijn verplichtingen voortvloeiende uit de dienstinstructie en het inter-bureau memo niet nagekomen en heeft dus in strijd gehandeld met artikel 47, eerste lid, en artikel 82, eerste lid, van de Lma.
5.3
Voor zover klager met zijn betoog heeft willen stellen dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend, slaagt dit om de volgende redenen niet. Klager was bekend met de dienstinstructie. Gelet op zijn werkervaring (17 jaren) en functie wordt hij geacht bewust te zijn van het belang van verweerder bij een dagelijkse, zorgvuldige inventarisatie van de dienstvuurwapens en patronen, namelijk het zo snel mogelijk onderzoek kunnen instellen naar vermiste dienstvuurwapens en/of patronen gelet op het gevaar van dien. Het gerecht deelt de mening van klager dat het uitermate onverantwoord is dat ook anderen dan (wapen dragende) douaneambtenaren toegang hebben tot de wapenkluis en dat het DAD deze kwestie zo snel mogelijk moet oplossen. Dit maakt echter niet dat een dagelijkse inventarisatie zinloos is. Integendeel, het belang bij het zo snel mogelijk onderzoek kunnen doen om te achterhalen waar vermiste dienstvuurwapens en/of munitie zich bevinden, wordt daardoor juist groter. Dat de chef ondanks zijn toezegging niet is teruggekomen op de bezwaren tegen de dienstinstructie, maakt dat niet anders. Uit niets blijkt dat klager naar aanleiding van het gesprek in kwestie van zijn verplichting om de dienstinstructie uit te voeren vrijgesteld was. Dat het klager door hoge werkdruk niet mogelijk was om de inventarisatie te doen, is niet gebleken.
5.4
Aan douaneambtenaren worden hoge eisen gesteld ten aanzien van hun zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, integriteit en plichtsbetrachting. Met deze eisen verdraagt zich niet het plichtsverzuim waaraan klager zich schuldig heeft gemaakt. Mede door toedoen van klager is het niet meer mogelijk te achterhalen tijdens welke wacht het dienstvuurwapen en de patronen vermist zijn geraakt, met het gevolg dat het nu haast onmogelijk is er achter te komen waar die zich bevinden. Gelet op dit alles acht het gerecht de aan klager opgelegde disciplinaire straf niet onevenredig.
6. De slotsom is dat het bezwaar ongegrond is. Het bestreden landsbesluit kan in stand blijven.
7. Voor toekenning van een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Beslist wordt dan als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.