ECLI:NL:OGAACMB:2021:104

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102788
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf en inhouding van salaris in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 november 2021 uitspraak gedaan over een bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf die hem was opgelegd. Klager, werkzaam als dienstleider bij de sectie Haven Barcadera van het Departamento di Aduana, kreeg op 7 oktober 2020 een disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van zijn inkomen ter hoogte van Afl. 500,- opgelegd. Dit gebeurde naar aanleiding van een incident waarbij tijdens een inventarisatie op 19 juli 2019 werd vastgesteld dat een vuurwapen en 15 patronen ontbraken uit de wapenkast. Klager werd verweten dat hij zijn controle- en inventariseringsplicht niet had nageleefd, wat leidde tot het plichtsverzuim.

Klager maakte bezwaar tegen deze disciplinaire straf en voerde aan dat hij op geen enkel moment had nagelaten de controle uit te voeren, en dat hij ten tijde van de ontdekking van de vermissing met vakantie was. Het Gerecht heeft de feiten en het procesverloop zorgvuldig bekeken, inclusief de argumenten van beide partijen. Het Gerecht oordeelde dat verweerder niet voldoende bewijs had geleverd dat klager de hem verweten gedragingen had begaan. De enkele stelling dat er sprake was van een collectief falen onder de dienstleiders was onvoldoende om plichtsverzuim aan te nemen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het bezwaar van klager gegrond verklaard, het bestreden landsbesluit vernietigd en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het opleggen van disciplinaire straffen in het ambtenarenrecht.

Uitspraak

Uitspraak van 15 november 2021
Gaza nr. AUA202002788

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 7 oktober 2020 (bestreden landsbesluit) heeft verweerder met toepassing van artikel 83, eerste lid en onder d, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) aan klager de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- opgelegd.
Hiertegen heeft klager op 6 november 2020 bezwaar gemaakt (bezwaar).
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 27 september 2021. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten
1. Het gerecht gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten.
1.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij de sectie Haven Barcadera van het Departamento di Aduana (DAD) in de functie van dienstleider.
1.2
Bij e-mail van 22 januari 2019 heeft de chef van de sectie Haven (chef) aan de haven wachtlopers, waaronder klager, een inventarisatielijst toegestuurd van de vuurwapens en patronen die zich in de wapenkast van Haven Barcadera bevinden. Op dezelfde dag stuurde de chef weer een e-mail naar de haven wachtlopers met de instructie dat de dienstdoende wachtmeester een controle moet doen van de aanwezige vuurwapens en patronen en dat die moeten kloppen met die inventarisatielijst. De chef voegde daaraan toe dat indien de werkelijke aantallen vuurwapens en patronen niet kloppen met de inventarisatielijst, de dienstdoende wachtmeester een verklaring van bevindingen moet opmaken (dienstinstructie).
1.3
Bij inter-bureau memo van 8 februari 2019 (inter-bureau memo) werd de dienstinstructie herhaald. Daarbij werd nog verduidelijkt dat de controle elke dag en bij elke wacht feitelijk uitgevoerd moest worden en het resultaat daarvan in een wachtrapport moest worden opgenomen.
1.4
Op 19 juli 2019 werd tijdens een inventarisatie van de goederen in de wapenkast te Haven Barcadera geconstateerd dat een vuurwapen (inclusief patroonhouder) en 15 patronen ontbraken. Het betreft het vuurwapen ‘Glock 17 serie nr. [nummer]. Van die inventarisatie is een proces-verbaal opgemaakt.
1.5
Bij brief van 29 mei 2020 is klager in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk tegenover verweerder te verantwoorden ter zake vermoedelijk door hem gepleegd plichtsverzuim.
1.6
Bij brief van 15 juni 2020 heeft klager van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
bestreden landsbesluit
2. Bij het bestreden landsbesluit is aan klager de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- opgelegd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, omdat:
  • de dienstleiders ingedeeld bij sectie Haven Barcadera, waaronder klager, regelmatig in hun wachtrapport de inventaris en andere relevante informatie overnamen (copy-paste) van het wachtrapport van de vorige dienstleider, zonder conform de interne procedure een feitelijke controle te hebben uitgevoerd;
  • klager als wachtleider dus geen gevolg heeft gegeven aan de interne procedure van het DAD met betrekking tot de dagelijkse inventarisatielijst dienstvuurwapens en patronen;
  • klager de vereiste feitelijke controle en inventarisatie niet/niet naar behoren heeft uitgevoerd.
Niet is gebleken dat deze gedragingen klager niet kunnen worden aangerekend. Het gevolg hiervan is dat niet meer is te achterhalen hoe het vuurwapen en de 15 patronen vermist konden raken. Gelet op de ernst van het plichtsverzuim alsook de voorbeeldfunctie en de werkervaring van klager, acht verweerder de aan hem opgelegde disciplinaire straf niet onevenredig.
bezwaar
3. Klager betwist dat hij op enig moment heeft nagelaten controle c.q. inventarisatie te doen van de aanwezige dienstvuurwapens en patronen. Wanneer dat zou zijn gebeurd wordt geheel niet door verweerder gesteld. Daarnaast was klager ten tijde dat aan het licht kwam dat een dienstwapen en patronen ontbraken (19 juli 2019) met vakantie (10 juli tot 8 september 2019). Klager heeft geen plichtsverzuim gepleegd. Ten onrechte is aan hem een disciplinaire straf opgelegd. Het bestreden landsbesluit kan daarom niet in stand blijven.
wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Lma, is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge artikel 83, eerste lid en onder d, kan als disciplinaire straf worden toegepast, geheel of gedeeltelijke inhouding van inkomen. Ingevolge het derde lid en onder c geschiedt de inhouding van inkomen tot een bedrag van ten hoogste een maand inkomen.
beoordeling
5. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden klager wegens plichtsverzuim de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ten bedrage van Afl. 500,- heeft opgelegd.
5.1
Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire straf aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedraging heeft begaan.
5.2
Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat klager de hem verweten gedragingen heeft begaan. Door klager worden die gedragingen stellig betwist. Verweerder heeft niet (met stukken) aannemelijk gemaakt tijdens welke diensten/wachten klager heeft nagelaten de aanwezige dienstvuurwapens en patronen te inventariseren en de gegevens van het wachtrapport van de vorige dienst heeft overgenomen in zijn wachtrapport. De enkele (blote) stelling dat alle dienstleiders sinds februari 2019 zich schuldig hebben gemaakt aan die gedragingen en dus sprake is van een ‘collectief falen’ is onvoldoende om bij klager plichtsverzuim aan te nemen. Reeds om deze reden kan het bestreden landsbesluit niet in stand blijven.
5.3
Dit leidt tot het oordeel dat het bezwaar gegrond is.
5.4
Het gerecht ziet daarom aanleiding om verweerder in de kosten van deze procedure te veroordelen.
5.5
Beslist wordt dan als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
-
verklaarthet bezwaar
gegrond;
-
vernietigthet landsbesluit van 7 oktober 2020 (No. 2);
-
veroordeeltverweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.
Aldus gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.