In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 november 2021 uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een besluit van verweerder om aan klaagster een uitkering bij wijze van pensioen toe te kennen. Klaagster had bezwaar gemaakt tegen het landsbesluit van 26 juni 2020, waarin werd besloten om haar met ingang van 18 juli 2019 een pensioenuitkering van Afl. 4.581,- per jaar toe te kennen. Klaagster betoogde dat zij ten onrechte tot de 'witte vlek groep' werd gerekend en dat haar bezwaarschrift ontvankelijk was, ondanks dat het na de termijn was ingediend. Het Gerecht oordeelde dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, omdat klaagster het bestreden besluit op 7 augustus 2020 had ontvangen.
Het Gerecht heeft vervolgens de argumenten van klaagster beoordeeld, waarbij zij stelde dat de toekenning van de pensioenuitkering in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Klaagster voerde aan dat zij in 1997 in vaste dienst was benoemd en dat de overheid nalatig was geweest in het inhouden van pensioenpremies. Het Gerecht concludeerde dat de beslissing van de ministerraad om de witte vlek groep uit te breiden, een buitenwettelijk begunstigend beleid vormde. Aangezien het Gerecht niet had vastgesteld dat verweerder dit beleid inconsistent had toegepast, verklaarde het bezwaar ongegrond.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om tijdig bezwaar te maken en de voorwaarden waaronder een uitkering bij wijze van pensioen kan worden toegekend aan ambtenaren die onder de witte vlek groep vallen. De rechter heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, met inachtneming van de gestelde termijnen.