ECLI:NL:OGAACMB:2021:103

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
AUA202002180
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen toekenning van pensioenuitkering aan ambtenaar in de witte vlek groep

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 november 2021 uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een besluit van verweerder om aan klaagster een uitkering bij wijze van pensioen toe te kennen. Klaagster had bezwaar gemaakt tegen het landsbesluit van 26 juni 2020, waarin werd besloten om haar met ingang van 18 juli 2019 een pensioenuitkering van Afl. 4.581,- per jaar toe te kennen. Klaagster betoogde dat zij ten onrechte tot de 'witte vlek groep' werd gerekend en dat haar bezwaarschrift ontvankelijk was, ondanks dat het na de termijn was ingediend. Het Gerecht oordeelde dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, omdat klaagster het bestreden besluit op 7 augustus 2020 had ontvangen.

Het Gerecht heeft vervolgens de argumenten van klaagster beoordeeld, waarbij zij stelde dat de toekenning van de pensioenuitkering in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Klaagster voerde aan dat zij in 1997 in vaste dienst was benoemd en dat de overheid nalatig was geweest in het inhouden van pensioenpremies. Het Gerecht concludeerde dat de beslissing van de ministerraad om de witte vlek groep uit te breiden, een buitenwettelijk begunstigend beleid vormde. Aangezien het Gerecht niet had vastgesteld dat verweerder dit beleid inconsistent had toegepast, verklaarde het bezwaar ongegrond.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om tijdig bezwaar te maken en de voorwaarden waaronder een uitkering bij wijze van pensioen kan worden toegekend aan ambtenaren die onder de witte vlek groep vallen. De rechter heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 15 november 2021
Gaza nr. AUA202002180

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 26 juni 2020 no. 1 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten om aan klaagster met ingang van 18 juli 2019 een uitkering bij wijze van pensioen toe te kennen naar reden van Afl. 4.581,- ’s jaars.
Hiertegen heeft klaagster op 7 september 2020 bezwaar gemaakt door indiening van een bezwaarschrift bij het gerecht.
Verweerder heeft op 30 april 2021 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 3 mei 2021. Klaagster is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Desgevraagd heeft verweerder op 31 mei 2021 stukken ingediend.
Klaagster heeft op 12 juli 2021 een reactie op de stukken ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
De ontvankelijkheid
1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Klaagster heeft betoogd dat zij het bestreden landsbesluit op 7 augustus 2020 via de post heeft ontvangen, hetgeen door verweerder niet is weersproken. De laatste dag van de termijn valt op zondag 6 september 2020. Ingevolge artikel 1 van de Algemene Termijnverordening wordt de in een landsverordening gestelde termijn die eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Het op 7 september 2020 ingediende bezwaarschrift is ontvankelijk.
De standpunten van partijen
2.1
Aan de toekenning van de uitkering bij wijze van pensioen aan klaagster is ten grondslag gelegd, dat klaagster op 18 juli 2019 eervol ontslag is verleend wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, en dat zij onder de witte vlek groep ambtenaren valt, zodat haar een uitkering bij wijze van pensioen kan worden toegekend voor maximaal 5 jaar.
Ter zitting heeft verweerder betoogd dat de toekenning van een uitkering bij wijze van pensioen aan de witte vlek groep, waartoe klaagster behoort, is gebaseerd op buitenwettelijk begunstigend beleid.
2.2
Klaagster kan zich niet verenigen met het bestreden landsbesluit en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat sprake is van schending van het rechtszekerheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
Ter onderbouwing hiervan heeft zij – samengevat – aangevoerd dat in het landsbesluit ten onrechte wordt gesteld dat zij behoort tot de witte vlek groep, nu zij reeds in 1997 in vaste pensioengerechtigde dienst is benoemd. Dit blijkt immers uit verschillende landsbesluiten. Dat de overheid nalatig is geweest en geen pensioenpremies heeft ingehouden, kan klaagster niet worden tegengeworpen.
Het geschil
3. Ter beantwoording ligt voor de vraag of verweer ten onrechte een uitkering bij wijze van pensioen aan klaagster heeft toegekend. Bij de beantwoording hiervan neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 4, eerste lid van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (Lla) wordt aan de ambtenaar door het bevoegde gezag eervol ontslag verleend met ingang van de dag waarop hij de leeftijd, waarop ingevolge artikel 6a van de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (AB 1990 no. GT 33) het recht op ouderdomspensioen ontstaat heeft bereikt.
4.2
Ingevolge artikel 5, eerste lid van de Lla wordt aan de op eigen verzoek, zomede aan de op grond van artikel 4 van deze landsverordening dan wel wegens ongeschiktheid voor de verdere dienst uit hoofde van ouderdom of van ziels- of lichaamsziekte of gebreken ontslagen ambtenaar in vaste niet-pensioengerechtigde dienst, die alsdan recht op pensioen zou hebben kunnen doen gelden, indien het door de stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba verzorgde pensioenreglement op hem van toepassing zouden zijn geweest, door het bevoegde gezag een uitkering bij wijze van pensioen toegekend.
4.3
Bij Ministeriële Regeling van 13 oktober 2014, heeft de minister van Financiën en Overheidsorganisatie, naar aanleiding van het bilateraal akkoord van 28 mei 2014 tussen de regering en vakbonden in de (semi) publieke sector, de Commissie Witte Vlek ingesteld, die zich moest buigen over de vraag op welke wijze deelnemers die reeds langer ambtenaar zijn maar vanaf 2014 in NPR 2011, hun dienstjaren kunnen inkopen (‘witte vlek’).
4.4
Op 28 oktober 2014 heeft de ministerraad besloten om bedoelde ambtenaren die minimaal 1 jaar in tijdelijke dienst werkzaam zijn, met ingang van 1 januari 2015 in vaste dienst te benoemen en hen doen opnemen als deelgenoot in het NPR. Verder is besloten dat voor de achterliggende periode aan die ambtenaren een uitkering bij wijze van pensioen wordt toegekend bij hun ontslag.
4.5
Naar aanleiding van het eindadvies van voornoemde commissie heeft de ministerraad op 15 juli 2016 besloten de Witte Vlek groep vanaf 1 januari 2012 als deelnemer bij de APFA aan te melden en hen voor de daaraan voorafgaande dienstperiode een uitkering bij wijze van pensioen toe te kennen voor een periode van vijf dienstjaren.
De feiten
5.1
Klaagster, geboren op [geboortedatum] 1957, is op 2 mei 1982 in dienst getreden bij de Sociale Verzekeringsbank.
5.2
Bij Landsbesluit van 20 november 2019 is klaagster met ingang van 1 januari 2015 benoemd als ambtenaar in vaste dienst en opgenomen als deelnemer in het pensioenfonds. In dat landsbesluit is het volgende overwogen:
“dat bij beslissing van de ministerraad van 28 oktober 2014 is ingestemd met de benoeming in vaste dienst van witte vlek gevallen;
dat ambtenaren die onder de witte vlek groep vallen met ingang van 1 januari 2015 in vaste dienst benoemd kunnen worden;
(…) dat het wenselijk is om betrokkene als ambtenaar in vaste dienst te benoemen met ingang van 1 januari 2015;
(…) dat betrokkene, conform de ministerraadbeslissing van 28 oktober 2014 (BE77/14), sedert 1 januari 2015 als deelnemer in het pensioenfonds is opgenomen en sindsdien premie afdraagt in de zin van het pensioenreglement van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba;
dat het wenselijk is om het bovenstaande bij landsbesluit vast te leggen”
Tegen dit landsbesluit heeft klaagster bezwaar gemaakt.
5.3
Bij het bestreden landsbesluit is aan klaagster een uitkering bij wijze van pensioen naar reden van Afl. 4.581,- per jaar toegekend.
De beoordeling
6.1
Het Gerecht stelt vast dat voornoemde beslissing van de ministerraad ten opzichte van de Lla een uitbereiding behelst van de personen die aanspraak kunnen maken op een uitkering bij wijze van pensioen. Daarmee heeft die beslissing het karakter van buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak dient de bestuursrechter het bestaan en de inhoud van dergelijk beleid als een gegeven te aanvaarden en is de rechterlijke toetsing beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan het beleid consistent heeft toegepast.
6.2
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klaagster, anders dan zij meent, niet eerder dan 1 januari 2015 in vaste dienst is benoemd en dat zij wordt aangemerkt als vallende onder de witte vlek groep. Haar benoeming in vaste dienst is geen onderwerp van onderhavig geschil, zodat haar bezwaren daartegen in deze onbesproken zullen blijven.
5.2
Nu de bestreden uitkering bij wijze van pensioen aan klaagster is toegekend op grond van buitenwettelijk begunstigend beleid dat verweerder hanteert met betrekking tot de witte vlek groep, en niet is gebleken dat verweerder in dit geval het begunstigend beleid niet consistent heeft toegepast, is het bezwaar ongegrond.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 15 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.