ECLI:NL:OGAACMB:2021:100

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102658
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad in ambtenarenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Gouverneur van Aruba, verzoekster, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorziening bij voorraad in het kader van een disciplinaire straf die haar was opgelegd. De disciplinaire straf, die bestond uit ontslag, was op 12 mei 2021 door de verweerder, het bevoegde gezag, opgelegd op basis van artikel 83 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit ontslagbesluit en heeft op 15 september 2021 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De behandeling van het verzoek en het bezwaar vond plaats op 11 oktober 2021, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De rechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op grond van artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak een ambtenaar een verzoek kan indienen voor een voorlopige voorziening om onevenredig nadeel te voorkomen. De rechter heeft vastgesteld dat de motivering van het ontslagbesluit niet voldoende was om de onmiddellijke tenuitvoerlegging te rechtvaardigen. Echter, de rechter heeft ook opgemerkt dat het verzoek van verzoekster om het ontslagbesluit te schorsen, niet meer relevant was, omdat in een andere bodemzaak het bezwaar van verzoekster ongegrond was verklaard. Hierdoor was het belang van verzoekster bij het verzoek komen te vervallen.

De rechter heeft uiteindelijk besloten het verzoek af te wijzen, en deze beslissing is op 1 november 2021 in raadkamer gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen voorziening open.

Uitspraak

Uitspraak van 1 november 2021
Gaza nummer AUA202102658

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[verzoekster],

wonend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 12 mei 2021, no. 11, heeft verweerder besloten klaagster met toepassing van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder i, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) de disciplinaire straf van ontslag op te leggen, onder de bepaling dat de straf wegens het dienstbelang ook onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd en subsidiair, voor zover de hiervoor genoemde ontslaggrond komt te vervallen, aan klaagster, met toepassing van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder f van de Lma, eervol ontslag te verlenen, zulks met ingang van vijf dagen na dagtekening van dit Landsbesluit.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden ontslagbesluit) heeft klaagster bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift op 21 juli 2021 bij dit gerecht.
Verzoekster heeft op 15 september 2021 onderhavig verzoekschrift ingediend.
Het verzoek en het bezwaar zijn behandeld op 11 oktober 2021, in aanwezigheid van klaagster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd. Uitspraak is bepaald op heden. Het gerecht zal heden ook uitspraak doen op het bezwaar.
OVERWEGINGEN
1.1
Ingevolge artikel 94 van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
1.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 94 van de La neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
Standpunten van partijen
2.1
Bij het bestreden ontslagbesluit is klaagster met onmiddellijke ingang disciplinair ontslagen, waarbij verweerder heeft geoordeeld dat gelet op de aard en ernst van het herhaaldelijk plichtsverzuim en het feit dat de strafrechter de feiten bewezen heeft geacht, het in het belang van de dienst is, dat de straf van ontslag onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd, zodat een snel, duidelijk en krachtig signaal wordt afgegeven dat het Korps Politie Aruba (KPA) een betrouwbare instelling is.
2.2
Klaagster meent dat de gegeven motivering de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het strafontslag niet kan dragen, en verzoekt het bestreden ontslagbesluit te schorsen met bepaling dat haar bezoldiging in afwachting van de beslissing in de bodemzaak dient te worden doorbetaald.
Het wettelijk kader
3. Ingevolge artikel 82, eerste lid, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder i, kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
Ingevolge artikel 85, eerste lid, wordt de straf, behalve die van schriftelijke berisping, niet ten uitvoer gelegd, zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij onmiddellijke tenuitvoerlegging naar het oordeel van de tot straffen bevoegden door het dienstbelang wordt gevorderd.
De feiten
4.1
Klaagster is politieambtenaar tewerkgesteld bij het Bureau Forensisch Technische Onderzoeken (BFTO) bij het KPA.
4.2
Bij brief van 3 februari 2020 is klaagster de toegang ontzegd tot -kort gezegd- het werk, in verband met een tegen haar ingesteld strafrechtelijk en disciplinair onderzoek.
4.3
Bij Landsbesluit van 31 maart 2020 is klaagster met ingang van die datum in haar ambt geschorst tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
4.4
Bij brief van 25 juni 2020 is klaagster in de gelegenheid gesteld zich omtrent het haar verweten gedrag te verantwoorden. Klaagster heeft zich bij brief van 29 juli 2020 verantwoord.
4.5
Bij vonnis van 9 juli 2020 is klaagster strafrechtelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken en een onvoorwaardelijke werkstraf van 100 uren, ter zake van opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd. Tegen dit vonnis heeft klaagster hoger beroep ingesteld.
4.6
Bij het bestreden ontslagbesluit is klaagster met onmiddellijke ingang disciplinair ontslagen.
De beoordeling
5.1
Voor honorering van het verzoek is vereist dat een aanmerkelijke kans bestaat dat het bestreden ontslagbesluit in bezwaar niet in stand zal blijven, en dat verzoekster een zodanig spoedeisend belang heeft dat niet van haar kan worden gevergd dat zij de beslissing in de bodemzaak afwacht.
5.2
In dit geval heeft het gerecht heden ook uitspraak gedaan in de bodemzaak (AUA202102023), waarbij het bezwaar van klaagster gericht tegen het bestreden ontslagbesluit, ongegrond is verklaard. Gelet hierop is het belang van klaagster bij onderhavig verzoek komen te ontvallen, zodat voor het geven van een beslissing bij voorraad, in die zin dat het ontslagbesluit wordt geschorst, geen aanleiding meer bestaat. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is op 1 november 2021 in raadkamer gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen voorziening open.