ECLI:NL:OGAACMB:2020:92

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202001462
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van klager, de Gouverneur van Aruba, die schadevergoeding verzocht op basis van artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La). Klager, vertegenwoordigd door mr. F. Ras, had eerder een verzoek ingediend om bevorderd te worden naar de rang van onderinspecteur eerste klasse bij het Korps Politie Aruba (KPA). Dit verzoek was gedaan op 12 juni 2018, maar verweerder had geen beslissing genomen, ondanks een eerdere uitspraak van het gerecht op 2 maart 2020 die verweerder opdroeg om binnen drie maanden op het verzoek te beslissen.

Klager diende op 19 juni 2020 een bezwaarschrift in omdat verweerder geen gevolg had gegeven aan de eerdere uitspraak. Tijdens de zitting op 14 september 2020 werd de zaak behandeld, waarbij klager en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman. Het gerecht oordeelde dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend, maar dat verweerder nog geen beslissing had genomen op het verzoek van klager. Het gerecht stelde vast dat het verzoek om schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat nog niet was vastgesteld dat klager daadwerkelijk schade had geleden.

De rechter concludeerde dat het bezwaar ongegrond was en dat verweerder, hoewel hij nog niet had beslist op het verzoek van klager, wel gehouden was om dit alsnog te doen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. Beide partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 26 oktober 2020
Gaza nr. AUA202001462

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaarschrift ex artikel 96 van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. F. Ras,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 2 maart 2020 (Gaza nr. AUA201902110) heeft het gerecht verweerder opgedragen om binnen een termijn van drie maanden een beslissing te nemen op het verzoek van klager van 12 juni 2018 om hem te bevorderen naar de rang van onderinspecteur eerste klasse bij het Korps Politie Aruba (KPA).
Op 19 juni 2020 heeft klager een bezwaarschrift ex artikel 96 van de La ingediend, omdat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan voornoemde uitspraak.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2020. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klager is ambtenaar werkzaam bij het KPA.
1.2
bij brief van 12 juni 2018 heeft klager verzocht om hem te bevorderen naar de rang van onderinspecteur eerste klasse.
1.3
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft klager op 24 juni 2019 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
1.4
Bij uitspraak van dit gerecht van 2 maart 2020 (Gaza nr. AUA201902110) heeft het gerecht verweerder opgedragen om binnen een termijn van drie maanden een beslissing te nemen op het onder 1.2 genoemde verzoek.
Het wettelijk kader
2. Ingevolge artikel 96, eerste lid van de La, is de ambtenaar bevoegd deswege een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, indien - voor zover van belang - aan bij onherroepelijk geworden rechterlijke beslissing opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven.
Ingevolge het tweede lid wordt het bezwaar ingediend, voor wat de beslissing in eerste aanleg betreft, binnen zes maanden nadat zij onherroepelijk is geworden.
Ingevolge het derde lid veroordeelt het gerecht, indien het bezwaar gegrond bevonden wordt, het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt, met inachtneming van alle omstandigheden, het bedrag der schadevergoeding bij de beslissing vast.
De standpunten van partijen
3.1
Het bezwaarschrift van klager strekt ertoe vergoeding van geleden schade te verkrijgen. Klager betoogt dat een passende schadevergoeding het gemiste inkomen is tussen zijn inkomen en het bedrag per maand dat hij vanaf 15 maart 2017 zou hebben ontvangen indien hij in de rang zou zijn benoemd.
3.2
Verweerder beaamt dat er nog geen beslissing is genomen op het verzoek van klager. Hij meent dat echter nog niet vast staat dat klager schade heeft geleden.
De beoordeling
4.1
Het gerecht stelt vast dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
4.2
Het gerecht stelt vast dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak van 2 maart 2020, waarbij hij is opgedragen om binnen drie maanden op het verzoek van klager te beslissen.
5.1
Volgens vaste jurisprudentie is er voor een toekenning van schadevergoeding overeenkomstig artikel 96, derde lid, van de La slechts plaats, indien op grond van de niet uitgevoerde uitspraak met de nodige zekerheid kan worden vastgesteld wat de inhoud diende te zijn van de beslissing die verweerder heeft nagelaten te nemen. Eerst dan kan immers worden vastgesteld of het niet nakomen van de uitspraak van het gerecht tot schade aan de zijde van klager heeft geleid en hoe groot die schade is (zie GAZA 17 februari 2014, GAZA nr. 1742 van 2013 en GAZA 9 oktober 2017, AUA201700266).
5.2
Het gerecht overweegt dat het verzoek van klager om vergoeding van schade niet kan worden toegewezen, nu nog niet vaststaat dat klager schade heeft geleden. De uitspraak van dit gerecht van 2 mart 2020 brengt niet met zich dat verweerder gehouden is het verzoek van klager in te willigen. In die uitspraak heeft het gerecht overwogen dat verweerder nog altijd niet inhoudelijk heeft beslist op het verzoek van klager en dat hij alsnog een (reële) beslissing moet nemen op klagers verzoek. Daarmee is echter nog niet vast komen te staan dat klager voor de verzochte bevordering in aanmerking komt en met ingang van welke datum.
5.3
Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard. Het vorenstaande laat onverlet dat verweerder uit oogpunt van zorgvuldigheid en zijn voorbeeldfunctie in de maatschappij nog immer gehouden is op het verzoek van klager te beslissen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.