In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op de bezwaren van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen twee landsbesluiten die betrekking hebben op zijn aanstelling en bevordering als ambtenaar. Klager was werkzaam bij het Departamento Meteorologico Aruba en had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 7 juni 2018 en 11 juni 2018, waarin hij respectievelijk werd aangesteld als ambtenaar in vaste dienst en bevorderd naar de rang van observator 3de klasse. Klager stelde dat hij recht had op een hogere rang en een eerdere aanstelling, omdat hij de opleiding tot Meteorological Technician had afgerond en dat deze opleiding op een hoger niveau lag dan de vereiste opleidingen voor de rang van observator 1ste klasse.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klager pas op 11 juli 2018 van de bestreden landsbesluiten kennis heeft kunnen nemen, waardoor zijn bezwaarschriften ontvankelijk zijn. De rechter heeft echter geoordeeld dat de aanstellingsbevoegdheid een discretionaire bevoegdheid is van het bevoegde gezag en dat er onvoldoende bewijs was dat er de bedoeling bestond om klager eerder aan te stellen dan 1 juli 2017. Klager voldeed niet aan de anciënniteitseisen voor de rang van observator 1ste klasse, waardoor zijn verzoek om in die rang te worden ingeschaald niet kon worden ingewilligd.
De rechter heeft het bezwaar tegen het landsbesluit van 7 juni 2018 ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het bezwaar tegen het landsbesluit van 11 juni 2018, omdat dit betrekking had op een periode waarin klager nog niet als ambtenaar was aangesteld. De uitspraak is gedaan op 10 februari 2020, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.