In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van de Gouverneur van Aruba, die klaagster is, tegen een landsbesluit van 17 september 2019. Dit landsbesluit bepaalde dat klaagster met ingang van 1 oktober 2018 zou worden bevorderd naar de rang van hoofdagent. Klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, was het niet eens met de ingangsdatum van de bevordering en stelde dat zij met terugwerkende kracht vanaf 2014 bevorderd had moeten worden. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Kaarsbaan, betwistte dit en stelde dat klaagster niet voldeed aan de vereisten voor bevordering in de betreffende jaren.
Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de oorspronkelijke termijn was gebeurd. De feiten wezen uit dat klaagster als politieambtenaar werkzaam was bij het Korps Politie Aruba en dat zij in 2017 haar Midden Kaderopleiding had afgerond. De rechter heeft de wettelijke bevorderingseisen in overweging genomen en geconcludeerd dat klaagster pas per 1 oktober 2018 in aanmerking kwam voor de bevordering naar de rang van hoofdagent.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel van klaagster werd verworpen, omdat zij niet voldoende bewijs had geleverd dat er sprake was van een gelijk geval. Uiteindelijk oordeelde het gerecht dat verweerder in redelijkheid de ingangsdatum van de bevordering had kunnen vaststellen op 1 oktober 2018, en verklaarde het bezwaar ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 14 september 2020.