ECLI:NL:OGAACMB:2020:84

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 september 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
AUA201904269
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van een politieambtenaar en de ingangsdatum daarvan

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van de Gouverneur van Aruba, die klaagster is, tegen een landsbesluit van 17 september 2019. Dit landsbesluit bepaalde dat klaagster met ingang van 1 oktober 2018 zou worden bevorderd naar de rang van hoofdagent. Klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, was het niet eens met de ingangsdatum van de bevordering en stelde dat zij met terugwerkende kracht vanaf 2014 bevorderd had moeten worden. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Kaarsbaan, betwistte dit en stelde dat klaagster niet voldeed aan de vereisten voor bevordering in de betreffende jaren.

Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de oorspronkelijke termijn was gebeurd. De feiten wezen uit dat klaagster als politieambtenaar werkzaam was bij het Korps Politie Aruba en dat zij in 2017 haar Midden Kaderopleiding had afgerond. De rechter heeft de wettelijke bevorderingseisen in overweging genomen en geconcludeerd dat klaagster pas per 1 oktober 2018 in aanmerking kwam voor de bevordering naar de rang van hoofdagent.

Het beroep op het gelijkheidsbeginsel van klaagster werd verworpen, omdat zij niet voldoende bewijs had geleverd dat er sprake was van een gelijk geval. Uiteindelijk oordeelde het gerecht dat verweerder in redelijkheid de ingangsdatum van de bevordering had kunnen vaststellen op 1 oktober 2018, en verklaarde het bezwaar ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 14 september 2020.

Uitspraak

Uitspraak van 14 september 2020
Gaza nr. AUA201904269

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 17 september 2019 no. 9 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 oktober 2018 te bevorderen naar de rang van hoofdagent (schaal P06, dienstjaar 7).
Tegen dit landsbesluit (hierna: het bestreden landsbesluit) heeft klaagster op 9 december 2019 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 25 juni 2020 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juni 2020. Klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Hierna is de uitspraak bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Uit de gedingstukken blijkt dat zij het bestreden landsbesluit op 7 november 2019 heeft ontvangen. De laatste dag van de termijn valt op zaterdag 7 december 2019. Ingevolge artikel 1 van de Algemene Termijnverordening wordt de in een landsverordening gestelde termijn die eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Klaagster is ontvankelijk.
De feiten
2.1
Klaagster is als politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA).
2.2
Bij landsbesluit van 27 juli 2009 no. 22 heeft verweerder besloten om klaagster te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse met vaststelling van haar bezoldiging op schaal P05, dienstjaar 3.
2.3
Klaagster heeft in 2017 het examen voor de Midden Kaderopleiding met goed gevolg afgerond.
2.4
Bij korpsmededeling van 3 september 2018 heeft de korpschef KPA besloten om klaagster met ingang van 15 september 2018 te plaatsen in de functie van Professional Basispolitiezorg. De korpschef schrijft onder meer:
“Middels de korpsmededeling no. 462/2018 werd door het Korps Politie Aruba de mogelijkheid gegeven tot sollicitatie naar de functie van Professional Basispolitiezorg.
Na daartoe gehouden selectiegesprekken, is besloten per 15 september 2018 de volgende brigadiers 1ste als professionals te plaatsen bij de Algemene Politiediensten:
(…)”.
2.5
Bij bestreden landsbesluit van 17 september 2019 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 oktober 2018 te bevorderen naar de rang van hoofdagent (schaal P06, dienstjaar 7).
De standpunten van partijen
3.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van de bevordering naar de rang van hoofdagent. Volgens klaagster dient zij met ingang van 2014 naar de rang van hoofdagent te worden bevorderd en met ingang van 2018 naar de rang van hoofdagent 1ste klasse. Ter onderbouwing van haar standpunt voert klaagster - kort samengevat - aan dat de klas vóór haar al in 2012 tot hoofdagent is benoemd. Klaagster beroept zich op het gelijkheidsbeginsel door te stellen dat een collega ambtenaar van een klasjaar na klaagster, per 1 september 2017 reeds is bevorderd naar de rang van hoofdagent. Indien het landsbesluit stand houdt zou dit betekenen dat deze collega klaagster op de ranglijst heeft gepasseerd. Klaagster vervult feitelijk sedert 2014 de functie van wachtcommandant San Nicolas, welke functie is gewaardeerd in de rang van hoofdagent 1ste klasse. Klaagster biedt aan om getuigen te horen die dit kunnen verklaren.
3.2
Verweerder stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat klaagster in 2014 en 2018 niet voldeed aan de vereisten om bevorderd te worden naar de rang van hoofdagent respectievelijk hoofdagent 1ste klasse. Klaagster heeft haar beroep op het gelijkheidsbeginsel niet onderbouwd. Klaagster heeft voor eventuele extra werkzaamheden een toelage ontvangen. Vanaf de rang hoofdagent lopen de klassen niet meer gelijk omdat er minder specialistische functies zijn. De korpsmededeling bepaalt de datum van de plaatsing in een functie.
Het wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 10 van de Landsverordening politie (AB 1988 no.18) in samenhang met Bijlage A bij het Landsbesluit rechtspositie politie (AB 2011 no. 46) zoals gewijzigd bij AB 2011 no. 77 gelden voor de rang van hoofdagent de volgende aanstellings- en bevorderingseisen:
a. a) in het bezit van het middenkaderdiploma;
b) een functie bekleden in Hoofdgroep III;
c) voldoen aan de eisen die aan deze functie worden gesteld;
d) ten minste 4 jaar diensttijd hebben voltooid in de rang van brigadier 1 klasse en;
e) een goede beoordeling.
De beoordeling
5.1
Het geschil richt zich op de vraag of verweerder in redelijkheid de ingangsdatum van de bevordering van klaagster heeft kunnen bepalen op 1 oktober 2018.
5.2
Het gerecht overweegt als volgt. Vast staat dat klaagster in 2017 haar Midden Kaderopleiding met goed gevolg heeft afgerond (zie 2.3). Vast staat dat de korpschef van het KPA de vacature Professional Basispolitiezorg in 2018 heeft opengesteld (zie 2.4). De wettelijke bevorderingseisen zijn cumulatief. Voldoet een politieambtenaar niet aan de vereisten dan komt hij niet in aanmerking voor een bevordering. Gelet op het bepaalde in artikel 10 van de Landsverordening politie in samenhang met Bijlage A bij het Landsbesluit rechtspositie (zie 4) komt klaagster pas per 1 oktober 2018 in aanmerking voor een bevordering naar de rang van hoofdagent.
5.3
Voor zover klaagster een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel dient dit beroep ook te worden verworpen. Klaagster heeft ontoereikend onderbouwd dat er sprake is van een gelijk geval. Het enkel ter zitting overleggen van een landsbesluit van een collega is niet toereikend.
5.4
Gelet op het bovenstaande is het gerecht van oordeel dat verweerder in redelijkheid de ingangsdatum van de bevordering naar de rang van hoofdagent heeft kunnen bepalen op 1 oktober 2018. Dit leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 14 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.