In deze zaak heeft klager, de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 8 juni 2018, waarin zijn verzoek om een gratificatie van één maand inkomen ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum werd afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat de rechtsvordering reeds was verjaard. Klager heeft op 25 juli 2018 bezwaar aangetekend, en het bezwaar is behandeld op de zitting van 14 januari 2019, waar klager en zijn gemachtigde aanwezig waren. Verweerder heeft een contramemorie ingediend en zich schriftelijk uitgelaten op 11 maart 2019.
Het gerecht heeft allereerst de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld. Volgens artikel 41 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak dient een bezwaarschrift binnen dertig dagen na de uitspraak van de beschikking te worden ingediend. Klager heeft gesteld dat hij de beschikking op 28 juni 2018 heeft ontvangen, waardoor het gerecht concludeert dat het bezwaar tijdig is ingediend.
Inhoudelijk heeft het gerecht vastgesteld dat de beslissing over de toekenning van een gratificatie aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden. De bestreden beschikking van verweerder is daarom onbevoegd genomen en dient te worden vernietigd. Het gerecht kan de Gouverneur niet dwingen om een beslissing te nemen, maar klager kan bezwaar maken tegen een fictieve weigering indien de Gouverneur niet binnen drie maanden beslist. De rechter heeft het bezwaar gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten.