In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit waarbij zij met ingang van 1 juni 2016 uit de functie van medewerker politiële bedrijfsvoering is ontheven en aangesteld in de functie van chef politiële bedrijfsvoering op de afdeling politiedistrict Oranjestad. Klaagster heeft op 22 november 2019 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, nadat zij op 24 oktober 2019 kennis had genomen van de bestreden beschikking. De zitting vond plaats op 6 juli 2020, waar klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R.P. Lee, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan.
Het gerecht heeft overwogen dat klaagster haar bezwaarschrift na de wettelijke termijn heeft ingediend, maar dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdig kennis had genomen van de beschikking. De zaak betreft de ingangsdatum van haar definitieve aanstelling als chef politiële bedrijfsvoering, waarbij klaagster meent dat deze datum 1 januari 2016 had moeten zijn in plaats van 1 juli 2016. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagsters rechtspositie niet wordt aangetast door de bestreden beschikking en dat zij geen voldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van haar bezwaar.
Uiteindelijk heeft het gerecht besloten het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, omdat klaagster geen belang had bij de beoordeling van het bezwaar. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers en is openbaar uitgesproken op 21 september 2020. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.