In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 21 september 2020 uitspraak gedaan op het bezwaar van de Gouverneur van Aruba, ingediend door klager, die als ambtenaar werkzaam is bij Cuerpo Especial Arubano (CEA). Klager had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om in aanmerking te komen voor niet-genoten vakantiedagen over de periode van 1 augustus 2013 tot 1 augustus 2016. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie had op 15 oktober 2019 het verzoek van klager afgewezen, waarop klager op 19 november 2019 bezwaar indiende. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 6 juli 2020.
Het gerecht oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift na de termijn was ingediend, omdat klager aannemelijk had gemaakt dat hij pas op 22 oktober 2019 kennis had genomen van de bestreden beschikking. De kern van de zaak was of klager recht had op vakantiedagen over de genoemde periode, waarin hij wegens medische ongeschiktheid uit dienst was ontslagen. Het gerecht overwoog dat klager gedurende deze periode geen werkelijke dienst had verricht en dat de afwijzing van zijn verzoek op basis van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda) correct was.
Uiteindelijk concludeerde het gerecht dat klager geen aanspraak kon maken op vakantiedagen over de periode van 1 augustus 2013 tot 1 augustus 2016, en verklaarde het bezwaar ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.