ECLI:NL:OGAACMB:2020:77

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
AUA201903841
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen uitbetaling verschil inkomen bij VUT-uitkering

In deze zaak heeft klager, die in Aruba woont, bezwaar gemaakt tegen de uitbetaling van een verschil in inkomen dat hij ontving bij zijn VUT-uitkering. Klager had op 5 november 2019 bezwaar ingediend tegen een uitbetaling die op 23 oktober 2019 had plaatsgevonden. De zaak werd behandeld op 22 juni 2020, maar klager verscheen niet op de zitting. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie had eerder aan klager gecommuniceerd dat de uitbetaling correct was, maar klager betwistte dit en stelde dat hij recht had op een hoger bedrag vanwege een bevordering die met terugwerkende kracht was ingegaan op 1 juli 2016. Het gerecht heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Het gerecht concludeerde dat de uitbetaling aan klager correct was en dat er geen verdere bedragen verschuldigd waren. De uitspraak werd gedaan op 21 september 2020, waarbij het bezwaar van klager ongegrond werd verklaard. Klager werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 21 september 2019
Gaza nr. AUA201903841

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
tegen:

DE MINISTER VAN FINANCIËN, ECONOMISCHE ZAKEN EN CULTUUR,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Op 23 oktober 2019 is aan klager bij zijn VUT-uitkering, tevens een verschil in inkomen uitbetaald.
Hiertegen heeft klager op 5 november 2019 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij het gerecht.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juni 2020. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd. Klager is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Desgevraagd heeft verweerder op 23 juni 2020 aanvullende producties ingediend.
Klager heeft zich bij emailbericht van 8 juli 2020 hierover uitgelaten.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Aan klager is bij beschikking van 5 juni 2019 met ingang van 1 februari 2018 ontslag uit overheidsdienst verleend met gebruikmaking van de Landsverordening vrijwillige uitdiensttreding. Klager ontvangt sindsdien maandelijks een VUT-uitkering.
1.2
Bij Landsbesluit van 29 april 2019 is klager met terugwerkende kracht ingaande 1 juli 2016 bevorderd naar de rang van commies 1ste klasse, met vaststelling van de bezoldiging op Afl. 59.100,- per jaar (schaal 9, dienstjaar 5).
1.3
Op 23 oktober 2019 heeft verweerder aan klager een (bruto)bedrag van Afl. 6.435,- als “verschil inkomen 06/1-08/19” uitbetaald. Hiertegen heeft klager op 5 november 2019 bezwaar gemaakt.
1.4
Bij brief van 12 februari 2020 heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie klager het volgende bericht:
“(…)
Conform uw salarisstrook van de maand oktober 2019 is aan u het verschil in salaris ingevolge uw bevordering uitbetaald. Echter, abusievelijk is in de omschrijving 1 juni 2017 in plaats van 1 juli 2016 vermeld. Het bedrag van de uitbetaling is weldegelijk berekend over de periode van 1 juli 2016 tot en met mei 2019 en is dus correct geschied (zie aangehechte berekening).
Ook is het correcte bedrag met ingang van 1 juni 2019 doorgevoerd in uw VUT-uitkering, waardoor er vanaf juni 2019 geen verschil meer bestaat dat uitbetaald dient te worden.
(…)”
De beoordeling
2.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder het verschil in bezoldiging van klager in verband met zijn bevordering met ingang van 1 juli 2016, correct heeft uitbetaald.
Klager meent dat hem ten onrechte vanaf juni 2017 het verschil in bezoldiging is uitbetaald, nu hij reeds vanaf 1 juli 2016 is bevorderd. Er ontbreekt dus betaling van het verschil in bezoldiging voor de periode vanaf 1 juli 2016 tot juni 2017, aldus klager. Volgens verweerder is het verschil correct uitbetaald en valt er niets meer uit te betalen.
2.2
Uit de door verweerder overgelegde stukken volgt dat bij de uitbetaling aan klager van het verschil in bezoldiging in verband met zijn bevordering naar schaal 9, is uitgegaan van de ingangsdatum van de nieuwe bezoldiging, te weten 1 juli 2016, en dat de vermelding op de loonstrook van oktober 2019 van “verschil inkomen 06/17 – 08/19” berust op een kennelijke fout. Dat het aan klager uitbetaalde bedrag beduidend lager is dan hetgeen uitbetaald had moeten worden, is gesteld noch gebleken.
3. De slotsom is dat het bezwaar ongegrond is.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.