ECLI:NL:OGAACMB:2020:74

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
AUA201903650
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van plaatsing in de functie van medewerker Hulpbestuurskantoor door de Minister van Algemene Zaken

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar werkzaam bij het Hulpbestuurskantoor Savaneta, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om in de functie van medewerker Hulpbestuurskantoor geplaatst te worden. De afwijzing vond plaats op 18 september 2019, waarbij de Minister van Algemene Zaken, Integriteit, Overheidszorg, Innovatie en Energie, stelde dat klaagster niet voldeed aan de opleidingsvereisten. Klaagster heeft op 21 oktober 2019 bezwaar gemaakt, en de zaak is behandeld op 8 juni 2020. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig heeft ingediend, en dat zij voldoet aan de vereisten voor de functie, aangezien de functieomschrijving een MBO-3 werk- en denkniveau vereist, maar geen MBO-3 diploma. Het gerecht oordeelt dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd is en komt tot de conclusie dat de bestreden beschikking vernietigd moet worden. De Minister wordt opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen, en wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster.

Uitspraak

Uitspraak van 21 september 2020
Gaza nr. AUA201903650

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:
de Minister van Algemene Zaken, Integriteit, Overheidszorg, Innovatie en Energie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 18 september 2019 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van het hoofd van Hulpbestuurskantoor Savaneta (HBK Savaneta) van 19 september 2018 om klaagster in de functie van medewerker Hulpbestuurskantoor (medewerker HBK) te plaatsen, afgewezen.
Op 21 oktober 2019 heeft klaagster daartegen bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2020, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, die indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft onweersproken gesteld dat zij de bestreden beschikking op 20 september 2019 heeft ontvangen, zodat het gerecht ervan uitgaat dat zij haar bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop zij van de bestreden beschikking kennis heeft kunnen dragen. Klaagster is derhalve, ingevolge artikel 41, derde lid, van de La, ontvankelijk.
Inhoudelijk
2. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klaagster niet aan de vastgestelde opleidingsvereiste van tenminste een MBO-3 diploma voldoet om in de functie van medewerker HBK te worden geplaatst.
3. Ter beantwoording ligt voor de vraag of verweerder in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen. Het gerecht stelt voorop dat plaatsing in een nieuwe functie geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij de beantwoording van deze vraag gaat het gerecht uit van de volgende feiten en omstandigheden.
4.1
Klaagster is ambtenaar werkzaam bij het HBK Savaneta in de functie van “all around medewerker”.
4.2
Klaagster fungeert sinds 20 juli 2016 als invalster in de functie van medewerker HBK en heeft over de periode van 21 maart 2018 tot en met 28 mei 2018 waargenomen in de functie van medewerker HBK bij het HBK San Nicolas.
4.3
Bij brief van 19 september 2018 heeft het hoofd van het HBK Savaneta aan verweerder verzocht om klaagster in aanmerking te laten komen voor een plaatsing in de functie van medewerker HBK (kassière).
4.5
Bij de bestreden beschikking van 18 september 2019 is voornoemd verzoek afgewezen.
5. Klaagster kan zich niet verenigen met de afwijzing om haar in de functie van medewerker HBK te plaatsen, en voert hiertoe – kort samengevat – aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat klaagster niet aan de functievereisten voldoet daar zij niet in het bezit is van een MBO-3 opleiding. In de functiebeschrijving staat opgenomen dat een MBO-3 werk- en denkniveau vereist is en niet een MBO-3 diploma. Klaagster meent dat zij weldegelijk over de vereiste werk- en denkniveau beschikt. Dit valt volgens klaagster ook af te leiding uit de positieve beoordeling van haar hoofd van dienst. De bestreden beschikking is derhalve in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en dan met name het motiverings-, het fair-play-, en het rechtszekerheidsbeginsel, aldus klaagster.
6. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat klaagster reeds sinds 20 juli 2016 verschillende malen de functie van medewerker HBK (kassière) heeft waargenomen. Klaagster heeft ook in de periode van 21 maart 2018 tot en met 28 mei 2018 als medewerker HBK gefungeerd bij het HBK San Nicolaas. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt voorts dat klaagster de functie van medewerker HBK naar tevredenheid van haar superieur(en) heeft uitgevoerd. Verweerder heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat klaagster niet in de functie van medewerker HBK kan worden geplaatst daar zij niet aan de opleidingsvereiste voldoet. Het gerecht constateert dat uit de door klaagster overgelegde functieomschrijving blijkt dat onder de functievereisten een MBO-3 werk- en denkniveau is opgenomen en niet een MBO-3 opleiding zoals verweerder in de bestreden beschikking stelt. Verweerder heeft ter zitting ook desgevraagd bevestigd dat het hebben van een MBO-3 diploma niet in de lijst onder functievereisten staat en derhalve niet als vereiste aan klaagster kan worden tegengeworpen. Verweerder heeft ter zitting voorts medegedeeld dat niet is gebleken dat klaagster niet aan de (andere) functievereisten voldoet.
7. Gelet op het vorenstaande overweegt het gerecht dat de bestreden beschikking onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Nu de bestreden beschikking lijdt aan een motiveringsgebrek, komt zij voor vernietiging in aanmerking. Het bezwaar zal gegrond worden verklaard, en verweerder zal worden opgedragen om binnen een termijn van drie maanden, met inachtneming van het vorenstaande, een nieuwe beslissing te nemen.
8. Verweerder dient op de na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar van klaagster gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking van 18 september 2019;
gelast verweerder om binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek van het hoofd HBK Savaneta van 19 september 2018;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 700,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 21 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.