ECLI:NL:OGAACMB:2020:73

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
AUA201903613
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar en de rechtsgeldigheid van de bestreden beschikking

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van de Gouverneur van Aruba tegen een landsbesluit van 9 september 2019, waarbij de klager met ingang van 1 november 2017 werd bevorderd naar de rang van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5). Klager, die werkzaam is als technische medewerker bij de Dienst Openbare Werken, heeft bezwaar gemaakt tegen deze bevordering, omdat hij van mening is dat hij in een hoger dienstjaar in schaal 5 had moeten worden bevorderd. Klager stelt dat de bezoldiging in schaal 4, dienstjaar 11 gelijk is aan die in schaal 5, dienstjaar 5, en dat hij hierdoor geen financiële vooruitgang heeft geboekt.

Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig heeft ingediend. Vervolgens heeft het gerecht de argumenten van beide partijen gewogen. Klager betoogde dat de bestreden beschikking in strijd is met de beginselen van rechtszekerheid, zorgvuldigheid, vertrouwensbeginsel en motivering. Verweerder, de Gouverneur, stelde dat bevordering een discretionaire bevoegdheid is en dat de beslissing conform de geldende regels en adviezen is genomen.

Na beoordeling van de feiten en de standpunten van partijen concludeert het gerecht dat de bevordering van klager niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Klager heeft geen financiële vooruitgang geboekt door de bevordering, wat in strijd is met de gebruikelijke praktijk. Het gerecht vernietigt de bestreden beschikking en verklaart het bezwaar gegrond. Verweerder wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager en moet binnen drie maanden een nieuwe beslissing nemen over de bevordering.

Uitspraak

Uitspraak van 21 september 2020
Gaza nr. AUA201903613

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mrs. V. Emerencia en Y. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 9 september 2019 (de bestreden beschikking) heeft verweerder onder meer besloten klager met ingang van 1 november 2017 te bevorderen naar de rang van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5).
Hiertegen heeft klager op 17 oktober 2019 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2020, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft onweersproken gesteld dat hij de bestreden beschikking op 24 september 2019 heeft ontvangen, zodat het gerecht ervan uitgaat dat hij zijn bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de bestreden beschikking kennis heeft kunnen dragen. Klager is derhalve, ingevolge artikel 41, derde lid, van de La, ontvankelijk in zijn bezwaar.
De feiten
2.1
Klager is ambtenaar werkzaam in de functie van technische medewerker metselen bij de Dienst Openbare Werken (DOW).
2.2
Bij landsbesluit van 27 oktober 2011 is klager met ingang van 1 november 2010 bevorderd naar de rang van onderhoudsmedewerker (schaal 3, dienstjaar 8).
2.3
Bij landsbesluit van 9 augustus 2016 werd klager met ingang van 1 augustus 2014 van de Directie Onderwijs naar de Dienst Openbare Werken (DOW) overgeplaatst.
2.4
Bij landsbesluit van 23 januari 2017 is klager met ingang van 1 november 2013 bevorderd naar de rang van onderhoudsmedewerker A (schaal 4, dienstjaar 8).
2.5
Met ingang van 1 november 2014 heeft klager een periodieke verhoging gekregen naar schaal 4, dienstjaar 11.
2.6
Bij landsbesluit van 11 juni 2018 is klager met ingang van 1 november 2015 bevorderd naar de rang van onderhoudsmedewerker A (schaal 4, dienstjaar 7).
2.7
Bij bestreden beschikking van 9 september 2019 is klager met ingang van 1 november 2017 bevorderd naar de rang van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5, dienstjaar 5).
De standpunten van partijen
3.1
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking en voert – kort samengevat – aan dat hij – zo begrijpt het gerecht – in een hoger dienstjaar in schaal 5 dient te worden bevorderd. Met ingang van 1 november 2014 is klager geplaatst in schaal 4, dienstjaar 11. De bezoldiging in schaal 4, dienstjaar 11 komt overeen met de bezoldiging in schaal 5, dienstjaar 5. Door klager bij bestreden beschikking te bevorderen naar schaal 5, dienstjaar 5 heeft klager geen financiële vooruitgang geboekt. De bestreden beschikking is derhalve in strijd met het rechtszekerheids-, zorgvuldigheids-, vertrouwens- en motiveringsbeginsel, aldus klager.
3.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een bevordering geen automatisme of recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag. De bevordering van klager naar schaal 5, dienstjaar 5 is conform de geldende regels en het advies van het Departamento di Recurso Humano (DRH) geschied. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat de ambtenaar bij het toekennen van een bevordering in principe in het eerste salarisbedrag in de nieuwe schaal dat hoger is dan het salarisbedrag in zijn oude schaal wordt geplaatst. Doch in het onderhavige geval heeft het DRH anders geadviseerd.
De beoordeling
4.1
Het gerecht stelt voorop dat de bevoegdheid tot bevordering van ambtenaren discretionair van karakter is. Dit brengt met zich mee dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.2.1
Bij bestreden beschikking heeft verweerder, naar aanleiding van de voorstellen van de directeur van de DOW van 21 maart 2018 en 20 november 2018, besloten om klager met ingang van 1 november 2017 te bevorderen naar schaal 5, dienstjaar 5. Klager betoogt dat hij niet in het correcte dienstjaar is ingeschaald. In geschil is dus de vraag of verweerder terecht heeft besloten om klager naar schaal 5, dienstjaar 5 te bevorderen. Het gerecht overweegt als volgt.
4.2.2
Bij een bevordering van een ambtenaar wordt de ambtenaar in een hogere rang met een hogere maximum bezoldiging geplaatst. Kenmerkend is derhalve dat de ambtenaar bij een bevordering financieel erop vooruitgaat. Klager zat vóór de bevordering in het maximale dienstjaar in schaal 4 (dienstjaar 11), waarvan de bezoldiging overeenkomt met de bezoldiging in schaal 5, dienstjaar 5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is vast komen te staan dat klager bij de bestreden beschikking toegekende bevordering geen financiële vooruitgang heeft gemaakt. Een verklaring hiervoor heeft verweerder ter zitting niet kunnen geven. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat een ambtenaar bij een bevordering normaliter in een hogere bezoldiging wordt geplaatst.
4.2.3
Het vorenstaande brengt dan ook mee dat het gerecht verweerder niet kan volgen in zijn standpunt dat de bevordering van klager van schaal 4, dienstjaar 11 naar schaal 5, dienstjaar 5 op goede gronden is geschied. De conclusie is derhalve dat de bestreden beschikking niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet is voorzien van een deugdelijke motivering en deswege moet worden vernietigd. Het bezwaar is gegrond.
5. Verweerder dient op de na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.
6. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt het landsbesluit van 9 september 2019;
gelast verweerder om binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing te nemen inzake de bevordering van klager;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 700,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken in Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.