ECLI:NL:OGAACMB:2020:70

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
AUA201904488
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 7 september 2020 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank, tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek tot uitbetaling van vakantiedagen. Klaagster had op 29 januari 2018 verzocht om heroverweging van een eerdere beslissing van 7 september 2012, waarin haar vakantiedagen tot en met 2012 waren vastgesteld. Na het uitblijven van een beslissing heeft klaagster op 30 oktober 2019 bezwaar gemaakt. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster niet tijdig in bezwaar is gekomen, aangezien het bezwaar niet binnen de wettelijke termijn van dertig dagen na de veronderstelde weigering is ingediend. Tijdens de zitting zijn geen omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De rechter heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet kan worden verlengd door de door klaagster ingeroepen beslistermijn in haar rappelbrief. Het bezwaar is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft echter opgemerkt dat verweerder, uit zorgvuldigheid en zijn voorbeeldfunctie, nog steeds gehouden is om op het verzoek van klaagster te beslissen. Er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 7 september 2020
Gaza nr. AUA201904488

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
gericht tegen:

de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 23 juli 2019 heeft klaagster gerappelleerd op haar verzoek van 29 januari 2018 tot heroverweging van de weigering om aan haar vakantiedagen uit te betalen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft klaagster op 30 oktober 2019 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 17 en 18 augustus 2020 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2020, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La) dat een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken. Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid, achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
1.2
Artikel 41, eerste lid van de La bepaalt, zover hier van belang, dat het bezwaarschrift moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering is uitgesproken. Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
1.3
Volgens vaste jurisprudentie van dit gerecht wordt in het algemeen als redelijke termijn, waarbinnen het bevoegd gezag geacht wordt een weigering om te beschikken op een verzoek te hebben uitgesproken, aangenomen een termijn van één jaar nadat het (schriftelijk) verzoek is ingediend.
De feiten
2.1
Bij beslissing van 7 september 2012 heeft verweerder aan klaagster bericht dat haar vakantiedagen tot en met 2012 in totaal 27 betrof en dat zij gedurende haar schorsingsperiode geen recht had op vakantiedagen.
2.2
Bij brief van 29 januari 2018 heeft klaagster aan verweerder verzocht om zijn beslissing van 7 september 2020 te heroverwegen en alsnog over te gaan tot uitbetaling of toekenning van de door haar verzochte vakantiedagen.
2.3
Bij brief van 23 juli 2019, met als onderwerp rappel inzake verzoek 29 januari 2019 – uitleg uitbetaling c.q. opneming vakantiedagen, heeft klaagster aan verweerder verzocht om vóór 30 september 2019 op het onder 2.2 genoemde verzoek te beslissen.
2.4
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft klaagster op 31 oktober 2019 onderliggende verzoekschrift bij het gerecht ingediend.
De beoordeling
3. Gelet op het vorenstaande overweegt het gerecht dat klaagster niet tijdig in bezwaar is gekomen tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek van 29 januari 2018, nu het bezwaar niet binnen 30 dagen na 29 januari 2019 is ingediend. Het gerecht stelt vast dat tijdens de behandeling ter zitting geen omstandigheden zijn aangevoerd, waaruit blijkt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat klaagster in haar rappelbrief van 23 juni 2019 zelf een beslistermijn voor verweerder inroept, maakt niet dat de onder 1.3 genoemde redelijke termijn wordt verlengd. Dit klemt des te meer nu het een verzoek c.q. beslissing van 2012 betreft. Het bezwaar zal dan ook, vanwege termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Het vorenstaande laat onverlet dat verweerder uit oogpunt van zorgvuldigheid en zijn voorbeeldfunctie in de maatschappij nog immer gehouden is alsnog op het verzoek van klaagster van 29 januari 2018 te beslissen.
5. Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar niet ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 7 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.