In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 7 september 2020 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank, tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek tot uitbetaling van vakantiedagen. Klaagster had op 29 januari 2018 verzocht om heroverweging van een eerdere beslissing van 7 september 2012, waarin haar vakantiedagen tot en met 2012 waren vastgesteld. Na het uitblijven van een beslissing heeft klaagster op 30 oktober 2019 bezwaar gemaakt. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster niet tijdig in bezwaar is gekomen, aangezien het bezwaar niet binnen de wettelijke termijn van dertig dagen na de veronderstelde weigering is ingediend. Tijdens de zitting zijn geen omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De rechter heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet kan worden verlengd door de door klaagster ingeroepen beslistermijn in haar rappelbrief. Het bezwaar is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft echter opgemerkt dat verweerder, uit zorgvuldigheid en zijn voorbeeldfunctie, nog steeds gehouden is om op het verzoek van klaagster te beslissen. Er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling.