ECLI:NL:OGAACMB:2020:62

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
SXM201900676-GAZ 11/2019
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen ontheffing van functie met behoud van salaris in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klager bezwaar aangetekend tegen het Landsbesluit van 12 september 2018, waarbij hij is ontheven van zijn functie als Hoofd Controle en Opsporing met behoud van salaris en in een overplaatsingstraject is geplaatst. Klager, vertegenwoordigd door mr. C.M. Marica, stelt dat de ontheffing onzorgvuldig is opgelegd, een deugdelijke motivering ontbeert en in strijd is met het vertrouwensbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van goed werkgeverschap. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. R.F. Gibson jr., voert aan dat de beslissing op de juiste gronden is genomen zonder schending van de beginselen van behoorlijk bestuur.

Het procesverloop omvat een pro forma bezwaarschrift dat op 5 juli 2019 is ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 6 juli 2020. Klager heeft zijn standpunten toegelicht, terwijl verweerder zijn argumenten heeft gepresenteerd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er voldoende gronden zijn voor de ontheffing, gezien de verstoorde werkverhouding tussen klager en zijn ondergeschikten, zoals blijkt uit het rapport van de Klachtencommissie.

Het Gerecht oordeelt dat de bestreden beschikking zorgvuldig is voorbereid en terecht is genomen. Klager heeft geen inhoudelijke gronden naar voren gebracht die de ontheffing zouden kunnen weerleggen. De uitspraak van het Gerecht verklaart het bezwaar ongegrond, en klager heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM201900676-GAZ 11/2019
Datum: 27 juli 2020
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(klager),
klager,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA,
tegen
DE GOUVERNEUR VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.F. GIBSON jr.,

1.Aanduiding bestreden besluit

Het Landsbesluit van 12 september 2018 waarbij klager is ontheven van zijn functie met behoud van salaris en in een overplaatsingstraject gesteld.

2.Het procesverloop

Op 5 juli 2019 is ter griffie van het gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het gerecht) een pro forma bezwaarschrift met productie ingediend. Op 1 oktober 2019 zijn de gronden aangevuld.
Op 27 december 2019 heeft verweerder een contra- memorie met producties ingediend.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op maandag, 6 juli 2020. Klager is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Namens verweerder is de heer L. Hakkens verschenen, bijgestaan bij gemachtigde voornoemd. Beide gemachtigden hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van op schrift gestelde pleitaantekeningen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1
De volgende feiten staan vast.
- Klager is bij Eilandbesluit van 18 mei 2010 aangesteld in de functie van Hoofd Controle en Opsporing bij het Projectbureau Nieuwe Belastingdienst Sint Maarten. Bij Landsbesluit van 10 augustus 2011 is klager per 10 oktober 2010 aangesteld in de functie van Hoofd Controle & Opsporing bij de Belastingdienst.
- Naar aanleiding van een klachtbrief van acht werknemers heeft verweerder bij besluiten van 31 maart 2015, 2 april 2015 en 8 april 2015 klager ontheven van zijn reguliere werkzaamheden als Hoofd Controle & Opsporing met oplegging van een dienstopdracht behelzende andere werkzaamheden.
- Klager is niet akkoord gegaan met het opdracht en verzocht verweerder bij brief van 1 april 2015 om de beschikking van 31 maart 2015 in heroverweging te nemen.
- Verweerder heeft klager bij brief van 2 april 2015 aangegeven dat het besluit van 31 maart 2015 gehandhaafd blijft in afwachting van nadere advisering.
- Teneinde overleg te voeren over een nieuwe dienstopdracht, meldde klager zich op 7 april 2015 bij de Secretaris Generaal.
- Bij brief van 8 april 2015 is aan klager het volgende opdracht opgedragen:
(…) Vanaf 9 april 2015 is het u niet langer toegestaan u nog te begeven op uw voormalige werkplek en u dient de sleutels tot uw kantoor en toegangspas tot het gebouw in te leveren bij uw leidinggevende.(…)
- Ingevolge de brief van verweerder en het gesprek met het waarnemend hoofd van de Belastingdienst heeft klager verzocht om verlofdagen op te nemen tot 3 mei 2015.
- - Bij brief van 13 april 2015 heeft klager bezwaar aangetekend tegen de voormelde besluiten.
- Op 21 april 2015 heeft klager bij dit Gerecht een verzoek ingediend tot het verkrijging van een beslissing bij voorraad teneinde de besluiten te schorsen. Bij uitspraak van 3 juli 2015 zijn de beschikkingen geschorst voor zover die een dienstopdracht behelzen dat klager ander werk dan zijn werkzaamheden als Hoofd Controle & Opsporing dient te verrichten.
- Bij brief van 24 juli 2015 zijn de beschikkingen van 31 maart 2015, 7 april 2015 herroepen.
- Op 26 augustus 2015 en 15 oktober 2015 is klager door de klachtencommissie gehoord.
- Bij Landsbesluit van 28 augustus 2015 is klager ingaande 7 april 2015 geschorst in het belang van de dienst en is hem de toegang tot de dienstlokalen ontzegt gedurende de behandeling van de klacht van 23 maart 2015. Op 25 september 2015 heeft klager bezwaar gemaakt tegen het Landsbesluit. Op 16 oktober 2015 heeft klager zijn schriftelijke reactie op de klachten van het personeel op de afdeling Controle & Opsporing ingediend bij de klachtencommissie.
- Bij Landsbesluit van 9 juni 2017 is het bezwaar ongegrond verklaard en besloten het onderzoek naar de klacht van 23 maart 2015 voort te zetten over de rechtspositie van klager.
- Bij Landsbesluit van 12 september 2018 is klager per 1 juli 2018 uit de functie Hoofd Controle & Opsporing ontheven met behoud van salaris en in een overplaatsingstraject gesteld. Hiertegen richt het bezwaar.
3.2
Klager verzoekt het Gerecht de bestreden beschikking te vernietigen nu deze volgens hem onzorgvuldig is opgelegd, een deugdelijke motivering ontbeert en in strijd is met het vertrouwensbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van goed werkgeverschap. Daartoe voer klager aan als volgt. Klager is nimmer gehoord, hij is niet betrokken geweest bij enig gesprek zoals aangehaald in het Landsbesluit en is dus niet de gelegenheid geboden zich te verweren.
3.3
Verweerder voert aan dat de bestreden beschikking op de juiste gronden is genomen zonder enige schending van de beginselen van behoorlijk bestuur.

4.Beoordeling

4.1
Het Gerecht overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 50, eerste lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht is behoudens het bepaalde in het derde lid de ambtenaar, wanneer het belang van de dienst zulks vordert, verplicht, al of niet in zijn dienstvak en al of niet op dezelfde standplaats, een andere betrekking of een andere werkkring te aanvaarden, welke hem in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten redelijkerwijs kan worden opgedragen. Deze opdracht gaat uit van het bevoegde gezag.
Ingevolge het tweede lid wordt hem een andere betrekking of een andere werkkring, tenzij in spoedeisende gevallen, niet opgedragen dan nadat hij is gehoord.
Ingevolge artikel 78 van de Lma wordt indien schriftelijk klachten, de ambtenaar betreffende, bij het bevoegde gezag of het hoofd van dienst inkomen, de ambtenaar zo spoedig mogelijk in de gelegenheid gesteld daarvan kennis te nemen en is hij desgevorderd verplicht, de desbetreffende stukken voor gezien te tekenen. Hij is bevoegd zijn oordeel over de inhoud daarvan zowel mondeling als schriftelijk te geven.
Conform artikel 10.4 van het Sociaal Statuut worden toelagen die verbonden waren aan de voormalige functie welke niet aan de nieuwe functie zijn verbonden op termijn beëindigd. Dergelijke toelagen worden beëindigd binnen een termijn van een jaar, danwel binnen een periode van drie jaar indien de toelagen langer dan vijf jaar werden genoten.
Conform het Her- en overplaatsingsbeleid kan een ambtenaar ongeschikt worden verklaard voor een functie naar aanleiding van conflicterende karaktereigenschappen en dat dit kan leiden tot ontslag of overplaatsing.
4.2
Bij Landsbesluit van 28 augustus 2015 is klager met ingang van 7 april 2015 geschorst in het belang van de dienst en is de toegang tot de dienstlokalen ontzegd. Hiertegen heeft klager op 25 september 2015 bezwaar ingediend bij het bevoegd gezag. Vervolgens is klager door de klachtencommissie gehoord. Deze heeft een rapport uitgebracht. Verweerder heeft bij Landsbesluit van 9 juni 2017 het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft klager geen rechtsmiddelen ingesteld. Klager heeft gesteld dat hij het besluit nooit heeft ontvangen. Ter zitting heeft zijn gemachtigde aangegeven dat dit Landsbesluit op 27 december 2019 is ontvangen als bijlage bij een contra memorie. Het Gerecht overweegt dat ook als uit gegaan zou worden van deze laatste datum waarop het Landsbesluit kennelijk bekend is geworden aan klager, de bezwaartermijn is verstreken zonder dat klager bezwaar of beroep heeft ingediend. Dit betekent dat de schorsing in rechte vast staat. Al hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van de schorsing behoeft thans dan ook geen bespreking.
4.3
Bij Landsbesluit van 12 september 2018 is klager per 1 juli 2018 uit de functie ontheven en in een overplaatsingstraject gesteld.
4.4
Voor zover klager stelt dat er geen grondig onderzoek heeft plaatsgevonden en dat hij niet is gehoord, kan hij niet worden gevolgd. Uit de rapport van de Klachtencommissie blijkt dat klager tot twee keer toe door de Klachtencommissie is gehoord. De Klachtencommissie heeft voorts een rapport opgesteld. Het Gerecht is van oordeel dat het rapport van de Klachtencommissie blijk geeft van zorgvuldig onderzoek naar de binnengekomen klachten. Klager heeft geen inhoudelijke gronden naar voren gebracht anders dan dat hij het er niet mee eens is. Het Gerecht gaat dan ook uit van datgene dat in het rapport staat. De Klachtencommissie concludeert dat de conflictsituatie zover is gevorderd, dat terugkeer van klager naar de afdeling Controle en Opsporing in de functie van Hoofd Controle en Opsporing niet mogelijk is. Naar aanleiding het rapport van de Klachtencommissie is door verweerder een overplaatsingstraject voorgesteld conform het Her- en Overplaatsingsbeleid van 2012 om klager in een passende functie binnen de organisatie te plaatsen. Gelet hierop is het Gerecht van oordeel dat het besluit zorgvuldig is voorbereid en terecht is genomen.
4.5
Voor zover klager stelt dat er onvoldoende grond is voor ontheffing overweegt het Gerecht als volgt.
Op grond van bestendige jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (hierna: de Raad) bestaat een overplaatsing zoals hier in geding uit twee componenten, te weten de ontheffing uit de eigen functie en het opdragen van een andere functie (uitspraak van 28 januari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL2847). In verband daarmee kan de motivering van een overplaatsingsbesluit van uiteenlopende aard zijn, al naar gelang het accent valt op het dienstbelang gelegen in de wenselijkheid een ambtenaar uit een betrekking te ontheffen dan wel op het dienstbelang gelegen in de wenselijkheid een andere betrekking door die ambtenaar te laten vervullen. In beide gevallen dient de nieuwe functie passend te zijn.
4.6
Het Gerecht acht in casu voldoende gronden aanwezig voor de ontheffing. Zoals is overwogen in 4.4 was in de periode voorafgaand aan het besluit van 12 september 2018 een verstoorde werkverhouding ontstaan tussen klager en zijn ondergeschikten. Vervolgens heeft op 23 maart 2015 een onderzoek plaatsgevonden, dat is uitgemond in het rapport van mei 2017. Wat klager heeft aangevoerd over de totstandkoming van dit rapport geeft geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de in het rapport opgenomen verklaringen niet heeft mogen meewegen bij het nemen van het bestreden besluit. Uit die verklaringen blijkt dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen leidinggevende, klager en het overige personeel hetgeen voor onrust en daling in productiviteit heeft geleid. Daarbij heeft een aantal van de ondervraagde medewerkers melding gemaakt van een directieve en hiërarchische wijze van leidinggeven van klager. Daarnaast is melding gemaakt van problemen op het vlak van organisatie zoals slechte werksfeer en communicatie, intimidatie, incorrecte toepassing van de HR-Cyclus en behandeling van bezwaren alsmede vertraagde werkprocessen. Zoals in bestreden besluit is vermeld en namens verweerder naar voren is gebracht, is klager niet alleen in een conflictsituatie geraakt met het overgrote deel van de medewerkers op de afdeling, maar ook met de Sectiehoofd die na het conflict binnen de afdeling is geplaatst om rust op de afdeling terug te brengen. Gelet hierop was er voor verweerder een toereikend dienstbelang aanwezig om klager uit zijn functie te ontheffen. Daarbij was verweerder niet gehouden om klager, in vervolg op de diverse gesprekken waarbij de leidinggevende van klager, de heer (…) klager op zijn functioneren heeft aangesproken, eerst nog een verdere verbeterkans te bieden.
4.7
Het vorenstaande betekent dat het bezwaar ongegrond wordt verklaard.

5.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 27 juli 2020.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.