ECLI:NL:OGAACMB:2020:61

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
SXM201900998-GAZ 15/2019
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot vernietiging van een ministeriële beschikking inzake waarnemingstoelage en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen klager en de Minister van Justitie van Sint Maarten en de Gouverneur van Sint Maarten. Klager, vertegenwoordigd door mr. S.R. Bommels, had bezwaar gemaakt tegen een Landsbesluit van 25 juni 2019, waarin een eerdere ministeriële beschikking van 7 februari 2018 werd bekrachtigd. Klager stelde dat hij recht had op een waarnemingstoelage en dat het bestreden besluit onjuist was.

Het proces begon met de indiening van een pro forma bezwaarschrift op 22 juli 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 6 juli 2020. Tijdens de behandeling heeft verweerder geen inhoudelijk verweer gevoerd. Het Gerecht concludeerde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, aangezien verweerder erkende dat er een nieuw besluit moest komen, maar dit nog niet was genomen.

Het Gerecht heeft het bezwaar gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en vastgesteld dat klager recht heeft op het verschil tussen zijn bezoldiging en schaal 14 voor de periode van 26 juni 2012 tot en met 2 februari 2015. Daarnaast heeft het Gerecht klager een schadevergoeding van NAf 4.500,00 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn en verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van NAf 1.400,00. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM201900998- GAZ 15/2019
Datum: 27 juli 2020
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(klager),
klager,
gemachtigde: mr. S.R. BOMMEL,
tegen
1. DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN HET LAND SINT MAARTEN,
2. DE GOUVERNEUR VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerders,
gemachtigde: mr. C.M.P. VAN HEES,

1.Aanduiding bestreden besluit

Het Landsbesluit van 25 juni 2019 waarbij verweerder sub II de Ministeriele beschikking van 7 februari 2018 alsook het verslag van het horen van klager betreffende het bezwaar tegen het Landsbesluit van 29 mei 2015 is bekrachtigd.

2.Het procesverloop

Op 22 juli 2019 is ter griffie van het gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het gerecht) een pro forma bezwaarschrift met productie ingediend. Op 15 oktober 2019 zijn de gronden aangevuld.
Aan verweerder is gelegenheid geboden voor het indienen van een contra- memorie. Daarvan heeft verweerder geen gebruik gemaakt.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op maandag, 6 juli 2020. Klager is in persoon verschenen bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Verweerders zijn bij hun gemachtigde voornoemd verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De beoordeling

3.1
Na daartoe eerst door dit Gerecht bij uitspraak van 23 januari 2017 en daarna nogmaals, maar nu op straffe van een dwangsom, bij uitspraak van 27 februari 2018 te zijn veroordeeld, heeft verweerder (1) op 7 februari 2018 het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder (2) heeft op 26 juni 2019 deze beschikking bekrachtigd.
3.2
Verweerder heeft verklaard dat er een nieuw besluit moet komen. De enige reden, aldus verweerder, dat het nieuwe besluit er nog niet ligt is, omdat nagegaan dient te worden of verweerder wellicht over het geld beschikt gezien de huidige financiële toestand waarin het land thans verkeerd. Dit laatste staat naar het oordeel van het Gerecht niet in de weg aan het nemen van het beoogde nieuwe besluit. Dat door verweerder wellicht geen geld beschikbaar is, doet immers niets af aan het recht van klager op de bedoelde waarnemingstoelage.
3.3
Op grond van het voorgaande, waarbij tevens meeweegt dat de uitlating van verweerder dat er een nieuw besluit dient te komen wordt beschouwd als een erkenning dat het bestreden besluit dus onjuist is, dient te worden geconcludeerd dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Het bezwaar is dan ook gegrond en het besluit zal worden vernietigd.
3.4
Het Gerecht ziet aanleiding om op grond van artikel 86, eerste lid van de Regeling Ambtenarenrechtspraak zelf in de zaak te voorzien. Daartoe wordt overwogen dat verweerder geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd en zich kennelijk niet meer verzet tegen toekenning van de waarnemingstoeslag zoals door klager gesteld. Ook overigens ziet het Gerecht geen aanknopingspunten om anders te beslissen dan klager heeft gesteld. Het Gerecht zal dan ook vaststellen dat klager vanaf 26 juni 2012 tot en met 31 december 2013 en vanaf 1 januari 2014 tot en met 2 februari 2015 recht heeft op het verschil tussen schaal 14 (functionele schaal) en zijn bezoldiging.
3.5
Het verzoek tot betaling van schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn wordt eveneens toegewezen. Klager heeft op 17 juli 2015 een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft bij Landsbesluit van 25 juni 2019 een (door het bevoegd gezag genomen) beslissing gegeven. Klager heeft in deze een schadevergoeding gevorderd vanwege ervaren spanning en frustratie door overschrijding van de redelijke termijn van vier jaar van NAF 4500,-. Verweerder heeft geen verweer gevoerd. Het Gerecht zal dit bedrag dan ook toewijzen.
3.6
Het voorgaande is aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze worden naar analogie van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht bepaald op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt van NAF 700,-- voor het bezwaarschrift en een punt van NAF 700,-- voor de mondelinge behandeling.

4.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
4.1
verklaart het bezwaar gegrond;
4.2
vernietigt het bestreden besluit;
4.3
stelt vast dat klager vanaf 26 juni 2012 tot en met 31 december 2013 en vanaf 1 januari 2014 tot en met 2 februari 2015 recht heeft op het verschil tussen schaal 14 (functionele schaal) en zijn bezoldiging;
4.4
veroordeelt verweerder tot vergoeding aan klager van een bedrag van NAf 4.500,00 ter zake de overschrijding van de redelijke termijn;
4.5
veroordeelt verweerder tot vergoeding aan klager van een bedrag van NAf 1.400,-- voor de kosten van deze procedure.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 27 juli 2020.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.