ECLI:NL:OGAACMB:2020:59

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
GAZ CUR201801348
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de vertragingsregel bij benoeming tot Beleidsdirecteur in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, die ontheven was van zijn functie als Adviseur/Consulent-E bij het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport en benoemd werd tot Beleidsdirecteur bij het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn. Klager maakte bezwaar tegen de toepassing van de vertragingsregel bij zijn benoeming, waarbij zijn bezoldiging was vastgesteld op schaal 15 in plaats van de door hem gewenste schaal 17. Klager stelde dat hij voldoende relevante werkervaring had, omdat hij twee topfuncties tegelijkertijd had vervuld. Het Gerecht oordeelde echter dat klager ten tijde van zijn benoeming niet voldeed aan de functie-eisen en dat de vertragingsregel terecht was toegepast. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, en het Gerecht oordeelde dat de minister in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door het bezwaarschrift niet door te zenden naar het Gerecht. De uitspraak werd gedaan op 6 juli 2020, en klager heeft binnen dertig dagen de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. W.E. Fortin, advocaat,
tegen:

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. S.X.T. Hato, advocaat.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 9 december 2016 is klager met ingang van 1 augustus 2016 ontheven van de functie van Adviseur/Consulent-E bij het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport (OWCS) en benoemd in de functie van Beleidsdirecteur bij het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW) en is zijn bezoldiging vastgesteld op schaal 15, trede 2 (het benoemingsbesluit).
Daartegen heeft klager op 8 augustus 2017 bezwaar gemaakt (het bezwaar) bij de minister van SOAW (de minister) en dit vervolgens aangevuld.
Op 29 april 2018 heeft klager bezwaar gemaakt bij dit Gerecht tegen de weigering van de minister om op het bezwaar van 8 augustus 2017 te beslissen.
De openbare behandeling van het bezwaar heeft op 29 juli 2019 plaatsgevonden. Klager is door zijn gemachtigde vertegenwoordigd.
Verweerster heeft een contramemorie ingediend.
De openbare behandeling van het bezwaar is op 1 juni 2020 voortgezet. Klager is verschenen en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Zoals de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft overwogen bij uitspraak van 10 november 2017 (ECLI:NL:ORBAACM:2017:5) staat administratief beroep op grond van artikel 12 van het Bezoldigingslandsbesluit 1998 alleen open tegen besluiten waaraan functioneringsbeoordelingen (mede) ten grondslag zijn gelegd. Daarvan is hier geen sprake. Klager heeft derhalve ten onrechte bezwaar gemaakt bij de minister, zodat geen sprake kan zijn van een weigering om hierop te beschikken.
2. Hoewel de RAr niet voorziet in een verplichting daartoe, mocht van de minister worden verwacht dat hij het bezwaarschift zou doorzenden naar de bevoegde instantie, in dit geval het Gerecht. Door dat na te laten heeft de minister in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld. Daarbij overweegt het Gerecht dat het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan bepalend is voor de vraag of het bezwaarschrift tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Nu van dat laatste niet is gebleken, zal het Gerecht het bezwaar beoordelen en het bij het Gerecht ingediende bezwaar van 29 april 2018 aanmerken als aanvulling op het bezwaar. Daarom is het onderzoek ter zitting hervat om klager in de gelegenheid te stellen bezwaargronden aan te voeren tegen het benoemingsbesluit.
3. Klager was als ambtenaar werkzaam in de functie van Adviseur/Consulent-E bij het Ministerie van OWCS. Bij landsbesluit van 26 november 2015 is klager met ingang van 1 november 2014 tot 1 mei 2015 ter beschikking gesteld aan het Ministerie van SOAW en belast met de werkzaamheden van interim Beleidsdirecteur. Bij landsbesluit van 23 november 2016 is klager met ingang van 9 maart 2015 tot 1 augustus 2016 belast geweest met de waarneming van de functie van Secretaris Generaal van het Ministerie van SOAW. Bij het benoemingsbesluit is klager benoemd in de functie van Beleidsdirecteur bij het Ministerie van SOAW.
4. Klager stelt dat zijn bezoldiging bij het benoemingsbesluit op de eindschaal, namelijk schaal 17, moet worden vastgesteld en niet op schaal 15 zoals verweerster dit bij het benoemingsbesluit heeft gedaan. Klager verklaart daartoe dat hij sedert 9 maart 2015 twee topfuncties, namelijk, de functie van Beleidsdirecteur en de functie van Secretaris Generaal, tegelijk naar behoren heeft vervuld. Hij meent dat toepassing van de vertragingsregel daarom niet gerechtvaardigd is.
5. Het Gerecht oordeelt als volgt.
5.1
Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Bezoldigingslandsbesluit wordt de bezoldigingsschaal bij de indiensttreding of bij de overgang naar een andere functie bepaald met in achtneming van de aard en het niveau van de functie waarmede de betrokken ambtenaar belast wordt. Op grond van het tweede lid kan van het eerste lid worden afgeweken indien het gebrek aan ervaring met betrekking tot de arbeid die de betrokkene in de functie moet verrichten de verwachting aannemelijk maakt dat zijn wijze van functioneren zich tegen de toepassing van dat artikellid vooralsnog verzet. In dit geval kan de bezoldigingsschaal bepaald worden en gedurende een tijdvak van ten hoogste drie jaren bepaald blijven op ten hoogste twee volgnummers beneden de schaal die met toepassing van het eerste lid in aanmerking zou komen (de vertragingsregel).
5.2
Het Gerecht dient te beoordelen of verweerster terecht de vertragingsregel bij de benoeming van klager tot Beleidsdirecteur heeft toegepast.
5.3
Niet in geschil is dat, zoals ook in de vacaturetekst is vermeld, tot de functie-eisen voor bedoelde functie onder andere behoren een voltooide academische opleiding en ook vijf jaren werkervaring. Evenmin in geschil is dat klager op 1 augustus 2016 niet aan die functie-eisen voldeed. De vraag die zich dan voordoet is of klager desondanks voldoende relevante werkervaring geacht moet hebben te hebben gehad toen hij tot Beleidsdirecteur werd benoemd op evengenoemde datum. Die vraag dient op grond van het volgende ontkennend te worden beantwoord.
5.4
Ten tijde van zijn benoeming in de functie van Beleidsdirecteur had klager die functie vanaf 1 november 2014, en dus nog niet eens twee jaar, waargenomen. Uit de omstandigheid dat op grond van artikel 3, eerste lid, van het Bezoldigingslandsbesluit de vertragingsregel voor een periode van maximaal drie jaar kan worden toegepast, kan worden afgeleid dat de regelgever kennelijk voldoende relevante werkervaring aanwezig acht na een periode van drie jaar. Uitgaande daarvan zou het Gerecht moeten concluderen dat klager ten tijde van zijn benoeming tot Beleidsdirecteur onvoldoende relevante werkervaring had voor het bekleden van die functie. Immers, toen klager met ingang van 1 augustus 2016 in die functie werd benoemd, had hij die functie vanaf 1 november 2014 en dus nog geen twee jaar vervuld. De omstandigheid dat klager voorafgaand aan die benoeming een hogere functie heeft waargenomen, namelijk de functie van Secretaris Generaal, leidt niet tot een ander oordeel. Daargelaten dat die waarneming betrekking had op een andere functie, is deze pas op 9 maart 2015 aangevangen, aldus een jaar en een paar maanden voor de benoeming in de functie van Beleidsdirecteur.
6. Op grond van het voorgaande kon verweerster naar het oordeel van het Gerecht in redelijkheid tot de conclusie komen dat het gerechtvaardigd was om de vertragingsregel toe te passen bij de benoeming van klager tot Beleidsdirecteur.
7. Het Gerecht zal het bezwaar ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2020 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.