ECLI:NL:OGAACMB:2020:57

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
GAZ CUR201903065
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een disciplinair ontslagbesluit wegens gebrek aan bewijs en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen klaagster, de Regering van Curaçao, en verweerster. Klaagster was werkzaam als ambtenaar en is op 1 juli 2019 ontslagen door verweerster. Dit ontslagbesluit werd door klaagster betwist, waarna zij bezwaar heeft gemaakt. De openbare behandeling van het bezwaar vond plaats op 22 juni 2020. Klaagster heeft verweer gevoerd tegen de aan haar verweten gedragingen die aan het ontslag ten grondslag lagen. Het Gerecht overwoog dat verweerster geen bewijsstukken heeft overgelegd ter onderbouwing van het ontslagbesluit, waardoor het Gerecht niet kon toetsen of klaagster zich aan de verweten gedragingen schuldig had gemaakt. Het Gerecht concludeerde dat het ontslagbesluit niet in stand kon blijven en verklaarde het bezwaar gegrond. Daarnaast werd verweerster veroordeeld in de proceskosten van klaagster, vastgesteld op NAf 1.400,-. De uitspraak biedt inzicht in de vereisten voor een geldig ontslagbesluit en de rol van bewijs in disciplinaire procedures.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klaagster],

wonende in Curaçao,
klaagster,
gemachtigde: mr. M.T.J. Cicilia, advocaat,
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. Z.V.I. Isenia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 25 juni 2019, door klaagster ontvangen op 8 augustus 2019, heeft verweerster met ingang van 1 juli 2019 klaagster ontslagen (het ontslagbesluit).
Op 27 augustus 2019 heeft klaagster daartegen bezwaar gemaakt (het bezwaar) en dit vervolgens aangevuld.
De openbare behandeling van het bezwaar heeft ter zitting van het Gerecht op 22 juni 2020 plaatsgevonden. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Klaagster is als ambtenaar werkzaam geweest als Consulent Speciale Projecten bij de Dienst Werk en Inkomen van het Eilandgebied Curaçao. Laatstelijk was klaagster werkzaam als Adviseur Consulent-A bij de Sector Sociale Ontwikkeling, afdeling Kas di Bario Santa Maria, bij het ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW).
Bij brief van 2 januari 2019 heeft de minister van SOAW aan klaagster de toegang ontzegd tot de dienstlokalen, dienstgebouwen of het werk om vermoedelijke misbruik van functie door klaagster nader te onderzoeken.
Op 12 maart 2019 heeft verweerster haar voornemen om klaagster primair disciplinair en subsidiair wegens ongeschiktheid te ontslaan aan haar bekend gemaakt en haar in de gelegenheid gesteld om zich te verweren. Klaagster heeft hiertegen verweer gevoerd.
2. Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Op grond van artikel 51 zijn nevenwerkzaamheden de werkzaamheden die de ambtenaar naast zijn ambt uitoefent of gaat uitoefenen op grond van een dienstbetrekking, in het kader van het drijven van nering of handel of ter vervulling van een besturende, behorende of toezichthoudende functie.
Op grond van artikel 52, eerste lid, verricht de ambtenaar geen nevenwerkzaamheden waardoor een goede vervulling van de betrokken functie of een goed functioneren van de betrokken dienst in redelijkheid niet of niet meer is verzekerd.
3. Het Gerecht overweegt als volgt.
3.1
Aan de orde is de vraag of het aan klaagster verleende ontslag in stand kan blijven.
In het ontslagbesluit is bepaald dat aan klaagster primair disciplinair ontslag, subsidiair ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid en meer subsidiair ontslag wegens vertrouwensbreuk wordt verleend. Aan klaagster wordt verweten dat ze zich niet op een integere wijze heeft gedragen, omdat ze zich als maatschappelijk werkster van [EE], een bejaardentehuis, zou hebben geïdentificeerd bij klanten van de Kas di Bario om te bewerkstelligen dat de familieleden van die personen bij [EE] zouden worden geplaatst. Daarmee zou klaagster zich onder werktijd en met overheidsmiddelen hebben bezig gehouden met de behartiging van particuliere belangen, hetgeen volgens verweerster een dermate ernstig plichtsverzuim zou opleveren dat het aan klaagster gegeven ontslag gerechtvaardigd was.
3.2
In het ontslagvoornemen en in deze procedure heeft klaagster de aan haar verweten gedragingen die aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd betwist.
3.3
Daargelaten dat verweerster geen contramemorie heeft ingediend, heeft zij nagelaten om stukken te overleggen.
3.4
Verweerster heeft ter zitting voorgelezen uit een document dat volgens haar de schriftelijke vastlegging betreft van een met klaagster gehouden hoorzitting waarbij klaagster de haar verweten gedragingen (grotendeels) zou hebben erkend. Verweerster heeft verklaard dat zij dit document niet heeft overgelegd omdat het niet ondertekend is. Daargelaten dat niet aannemelijk is geworden dat klaagster bekend is met dit document, kan het Gerecht dat niet in de beoordeling betrekken omdat het niet in deze procedure is overgelegd. Doordat verweerster geen stukken in het geding heeft gebracht ter onderbouwing van de in het ontslagbesluit aan klaagster verweten gedragingen kan het Gerecht, in het licht van de betwisting daarvan door klaagster, niet aannemen dat klaagster zich aan die gedragingen schuldig heeft gemaakt. Het ontslagbesluit kan daarom niet in stand blijven en zal het bezwaar gegrond worden verklaard.
4. Op grond van het voorgaande ziet het Gerecht aanleiding om verweerster te veroordelen in de door klaagster gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht naar analogie van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,- (1 punt voor het opstellen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700,-).

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaarthet bezwaar
    gegrond;
  • verklaarthet ontslagbesluit van 25 juni 2019
    nietig;
  • bepaaltdat verweerster aan klaagster een bedrag van NAf 1.400,- (zegge: veertienhonderd Nederlands-Antilliaanse guldens) dient te betalen als vergoeding voor de door haar gemaakte proceskosten.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2020 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.