In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, die hem de toegang tot alle dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en voertuigen van het Departamento di Aduana (DA) heeft ontzegd. De bestreden beschikking dateert van 6 september 2019. Klager heeft op 27 september 2019 een bezwaarschrift ingediend bij het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. Verweerder heeft op 18 mei 2020 een contramemorie ingediend, waarna de zaak op 18 mei 2020 ter zitting is behandeld. Klager heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. E. Duijneveld, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman.
Tijdens de zitting heeft klager aangegeven dat hij inmiddels weer aan het werk is en dat hij zijn bezwaarschrift intrekt, maar dat hij volhardt in zijn vordering tot het toekennen van proceskosten. Verweerder heeft echter betoogd dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een proceskostenveroordeling en dat klager de civiele weg moet bewandelen indien hij meent dat er sprake is van onrechtmatig handelen. Het gerecht heeft geoordeeld dat het bezwaar wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk is en dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan op 29 juni 2020 door mr. M. Soffers, ambtenarenrechter, en is openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.