ECLI:NL:OGAACMB:2020:46

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
AUA201902688
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om herinschaling van een ambtenaar in Aruba

In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om herinschaling door verweerder. De afwijzing was gebaseerd op eerdere landsbesluiten waarbij klaagster was bevorderd, maar het gerecht oordeelt dat deze bevorderingen niet aan de afwijzing van het herinschalingsverzoek ten grondslag gelegd konden worden. Klaagster had in 2016 een verzoek om herinschaling ingediend, maar verweerder had hierop niet tijdig beslist. Tijdens de zitting werd bevestigd dat klaagster voor herinschaling in aanmerking komt vanaf het moment van haar overplaatsing naar DIMAS. Het gerecht concludeert dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom klaagster niet voor herinschaling in aanmerking komt. De bestreden beschikking wordt vernietigd en verweerder moet binnen drie maanden opnieuw op het verzoek van klaagster beslissen.

Uitspraak

Uitspraak van 6 april 2020
Gaza nr. AUA201902688

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 juli 2019 heeft het verweerder het verzoek van klaagster om haar her in te schalen afgewezen (de bestreden beschikking).
Hiertegen heeft klaagster op 9 augustus 2019 bij dit gerecht bezwaar gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 2 maart 2020, waar klaagster in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat hij klaagster bij landsbesluit van 24 oktober 2016 met ingang van 1 september 2013 heeft bevorderd naar de rang van klerk (schaal 3) en bij landsbesluit van 11 juni 2018 met ingang van 1 september 2017 naar de rang van klerk 1ste klasse (schaal 4). Nu klaagster tegen deze landsbesluiten geen rechtsmiddelen heeft aangewend, blijven deze landsbesluiten van kracht, zodat het verzoek van klaagster om herinschaling niet voor inwilliging vatbaar is, aldus verweerder bij die beschikking.
2. Klaagster betoogt dat verweerder het verzoek om herinschaling ten onrechte heeft afgewezen. Daartoe voert klaagster aan dat verweerder bij haar inschaling ten tijde van de indiensttreding haar relevante werkervaring ten onrechte niet heeft betrokken. Voorts voert klaagster aan dat het verzoek om herinschaling op basis van voorafgaande werkervaring van 20 september 2016 dateert en dat verweerder daarop tot aan de bestreden beschikking niet heeft beslist. Dat klaagster hangende dat verzoek door verweerder is bevorderd, waartegen zij geen rechtsmiddelen heeft aangewend, vormt geen afwijzingsgrond voor het herinschalingsverzoek, nu de bevorderingen losstaan van eventuele herinschaling.
3.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden het verzoek van klaagster om herinschaling heeft afgewezen. Het gerecht overweegt hiertoe als volgt en gaat uit van de volgende feiten.
3.2.1
Klaagster is bij landsbesluit van 26 april 2012 met ingang van 1 september 2009 benoemd als ambtenaar in tijdelijke dienst bij het Insituto Alarma y Seguridad Aruba (IASA) en benoemd in de rang van immigratie-ambtenaar 3de klasse (schaal2).
3.2.2
Bij landsbesluit van 31 juli 2013 is klaagster met ingang van 4 maart 2013 overgeplaatst naar het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) in de functie van medewerker verblijf en toelating en benoemd in de rang van schrijver (schaal 2).
3.2.3
Bij brief van 20 september 2016 heeft klaagster, door tussenkomst van de directeur van het DIMAS, verzocht om herinschaling op basis van haar werkervaring.
3.2.4
Bij landsbesluit van 24 oktober 2016 is klaagster met ingang van 1 september 2013 bevorderd naar de rang van klerk (schaal 3).
3.2.5
Bij landsbesluit van 11 juni 2018 is klaagster met ingang van 1 september 2017 bevorderd naar de rang van klerk 1ste klasse (schaal 4).
3.2.6
Bij de bestreden beschikking is het hiervoor onder 3.2.3 vermelde verzoek om herinschaling afgewezen.
4. Bij de landsbesluiten van 24 oktober 2016 en van 11 juni 2018 heeft verweerder klaagster bevorderd. Bij die landsbesluiten heeft verweerder geen beslissing genomen op het verzoek van klaagster om herinschaling van 20 september 2016. Dat verzoek is gedurende al die tijd aanhangig gebleven, totdat verweerder daarop bij de bestreden beschikking heeft beslist. Dit is ter zitting ook door verweerder bevestigd.
Nu het verzoek van klaagster van 20 september 2016 strekt tot herinschaling en verweerder daarop bij de landsbesluiten van 24 oktober 2016 en van 11 juni 2018 niet heeft beslist, kon verweerder deze landsbesluiten niet aan de afwijzing van het verzoek om herinschaling ten grondslag leggen, zoals hij heeft gedaan. Herinschaling en bevordering zijn twee verschillende verzoeken, die elk op hun eigen merites beoordeeld dienen te worden. Een positieve beschikking op het verzoek van klaagster om herinschaling, kan er dan ook toe leiden dat verweerder de bevorderingsbesluiten dient te wijzigen. Daar komt nog bij dat verweerder desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat klaagster voor herinschaling in aanmerking komt, vanaf het moment dat zij naar DIMAS is overgeplaatst. Gelet hierop, heeft verweerder onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd waarom klaagster niet voor de verzochte herinschaling in aanmerking komt.
5. Het bezwaar is gegrond. De bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt de beschikking van 10 juli 2019;
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw op het verzoek van klaagster van 20 september 2016 beslist, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.