Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Appellant],
de minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie,
PROCESVERLOOP
Departamento di Integracion Maneho i Admision di Stranheronan “DIMAS”.
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 6 april 2020 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van een appellant van Dominicaanse nationaliteit tegen de beslissing van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De appellant had bezwaar gemaakt tegen zijn verwijdering uit Aruba en de opgelegde periode van niet toelating van zesendertig maanden. Het gerecht overwoog dat uit de stukken niet bleek dat de appellant een bezwaarschrift had ingediend bij de Minister van Justitie via de juiste kanalen. Het enkel overleggen van een kopie van een bezwaarschrift met een stempel van de Bezwaaradviescommissie LAR was onvoldoende om te concluderen dat er daadwerkelijk een bezwaarschrift was ingediend. Het gerecht stelde vast dat de Bezwaaradviescommissie LAR geen bestuursorgaan is en derhalve geen doorzendplicht heeft.
De appellant had tot 17 juni 2015 een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, maar verbleef sindsdien illegaal in Aruba. De Minister van Justitie had op 10 november 2018 de verwijdering van de appellant bevolen, en de appellant had hiertegen bezwaar gemaakt. Het gerecht oordeelde dat, zelfs als er bezwaar was gemaakt, de appellant geen belang meer had bij de procedure omdat de uitzetting inmiddels was uitgevoerd. De opgelegde periode van niet toelating werd ook niet als onredelijk beschouwd, aangezien de appellant al meer dan 40 maanden illegaal in Aruba verbleef. Het gerecht verklaarde het beroep van de appellant niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen grondslag was voor veroordeling van de verweerder in de kosten van de procedure.