ECLI:NL:OGAACMB:2020:39

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
AUA202000388
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake kindertoelage voor jongmeerderjarige dochter van ambtenaar

Op 23 maart 2020 heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarbij een ambtenaar, verzoeker, een voorlopige voorziening vroeg voor de toekenning van een kindertoelage voor zijn jongmeerderjarige dochter. De dochter, geboren op 18 oktober 2000, was ingeschreven op de Avondhavo. Verzoeker had eerder, op 27 november 2019, een verzoek ingediend voor de toekenning van deze kindertoelage, maar dit was op 9 januari 2020 afgewezen door de minister van Algemene Zaken. De afwijzing was gebaseerd op de regelgeving die stelt dat alleen kinderen die een dagopleiding volgen in aanmerking komen voor de kindertoelage.

Verzoeker voerde aan dat hij spoedeisend belang had bij de toekenning van de kindertoelage, omdat de afwijzing hem uitsloot van de aanvullende ziektekostenverzekering voor zijn dochter. Hij betoogde dat de circulaire die de beperking tot dagonderwijs vaststelde, niet op hem van toepassing was, omdat hij daar nooit over was geïnformeerd. Verweerder, de minister, stelde echter dat verzoeker geen spoedeisend belang had, omdat hij geen bewijs had overgelegd van daadwerkelijk gemaakte kosten en dat toekomstige onkosten geen rechtvaardiging boden voor een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker terecht aanvoerde dat zijn spoedeisend belang voortkwam uit het verlies van de aanvullende ziektekostenverzekering. Echter, de rechter concludeerde dat de vraag of de minister de bevoegdheid had om het begrip 'onderwijs' te beperken tot dagonderwijs, een beoordeling vereiste die niet in deze procedure kon worden gemaakt. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan in raadkamer, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 23 maart 2020
Gaza nr. AUA202000388

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad als bedoeld in artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoeker],

wonende in Aruba,
VERZOEKER,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 9 januari 2020 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder, bij de directeur van Departamento Recurso Humano, het verzoek van verzoeker, om toekenning van een kindertoelage ten behoeve van zijn jongmeerderjarige dochter, geboren op 18 oktober 2000, afgewezen.
Op 5 februari 2020 heeft verzoeker een beslissing bij voorraad als bedoeld in artikel 94 La, verzocht.
Het gerecht heeft het verzoek op 9 maart 2020 in raadkamer behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen. Verweerder is verschenen bij de gemachtigde voornoemd en mr. V.M. Emerencia.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Verzoeker is ambtenaar werkzaam bij het bureau van de minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling.
1.2
De dochter van verzoeker staat voor het schooljaar 2019-2020 ingeschreven op de Avondhavo.
1.3
Bij brief van 27 november 2019 heeft verzoeker verzocht om toekenning van kindertoelage ten behoeve van zijn dochter.
1.4
Bij bestreden beschikking van 9 januari 2020 heeft verweerder het onder 1.3 genoemde verzoek afgewezen. Verweerder schrijft onder anderen:
“(…)
Hierin is vastgesteld dat ouders met kinderen tussen de 18- en 25-jarige leeftijd, wiens tijd behoudens in geval van ziekte of vakantie, geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door het volgen van onderwijs (dagopleiding) in aanmerking kunnen komen voor kindertoelage.
Uw bovengenoemd kind volgt een avondopleiding aan de Openbare Avondleergangen Aruba.”
Regelgeving
2.1
Ingevolge artikel 94 van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
Voor zover de toetsing aan het in artikel 94 La neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de rechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.2
Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) - voor zover van toepassing - geniet de ambtenaar behalve de vastgestelde bezoldiging, voor zijn ongehuwd en niet gehuwd geweest zijnd kind tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, indien deze kinderen de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, een kindertoelage, die wordt toegekend door de minister van Algemene Zaken.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder sub a, worden voor de toepassing van dit artikel met kinderen beneden de leeftijd van achttien jaren gelijkgesteld kinderen van achttien tot vijfentwintig jaar, wier tijd, behoudens in geval van ziekte of vakantie, geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs.
2.3
Het beleid van verweerder ter zake van de kindertoelage, zoals neergelegd in de circulaire van 9 december 2008 (DPO/864/08), luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“(…)
Blijkens artikel 29 lid 3 van de LMA worden met kinderen beneden de leeftijd van achttien jaren gelijkgesteld:
a. kinderen van achttien tot vijfentwintig jaar, wier tijd, behoudens in geval van ziekte of vakantie, geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs; (…)
Inmiddels is gebleken dat onder ambtenaren met name ten aanzien van de toepassing van sub a van dat artikellid behoefte bestaat aan een nadere toelichting. Ingevolge het vigerende beleid dient in dit verband onder “onderwijs” te worden verstaan “dagonderwijs”.(…)”
2.4
Ingevolge artikel 2, eerste lid en onder sub c van de Landsverordening tegemoetkoming ziektekosten landsdienaren, wordt - voor zover hier van belang - aan de werknemer een tegemoetkoming verleend voor gedane onvermijdelijke uitgaven ter zake van geneeskundige behandeling en/of verpleging, betreffende onder anderen de meerderjarige kinderen ten behoeve van wie deze werknemer kindertoelage geniet.
De standpunten van partijen
3.1
Verzoeker heeft in onderhavige procedure verzocht om het bezwaar gegrond te verklaren, de bestreden beschikking te vernietigen en om verweerder te bevelen om hem alsnog een kindertoelage toe te kennen. Verzoeker voert aan dat hij spoedeisend belang heeft bij de toekenning van kindertoelage nu hij door de afwijzing geen recht heeft op de aanvullende ziektekostenverzekering voor zijn dochter. Verzoeker betoogt dat de circulaire waarin is bepaald dat zijn dochter een dagopleiding dient te volgen, niet op hem van toepassing is, omdat hij nimmer is bericht over het bestaan van deze circulaire. Verder heeft verzoeker zich op het standpunt gesteld dat de wetgever geen onderscheid heeft gemaakt tussen dag- of avondscholen en dat verweerder niet de bevoegdheid heeft om het recht van een ambtenaar op kindertoelage te beperken tot toelage ten behoeve van kinderen die een dagopleiding volgen.
3.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening omdat hij niet verkeert of dreigt te verkeren in een onomkeerbare financiële noodsituatie. Verzoeker heeft geen bewijs overgelegd van daadwerkelijk gemaakte kosten. Het hebben van toekomstige onkosten rechtvaardigt geen voorlopige voorziening, aldus verweerder.
De beoordeling
4.1
Een verzoek om voorlopige voorziening kan worden toegewezen als redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure in stand zal blijven. Voor het treffen van een voorziening bij voorraad zal verder slechts aanleiding bestaan indien de verzoeker een zodanig spoedeisend belang heeft, dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de beslissing in de bodemzaak afwacht.
4.2
Verzoeker voert, naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht, aan dat zijn spoedeisend belang gelegen is in de omstandigheid dat hij door de bestreden beschikking verstoken is van de aanvullende ziektekostenverzekering (AZV-plus) ten behoeve van zijn jongmeerderjarige dochter. Het spoedeisend belang is hierdoor gegeven.
4.3
Ter beoordeling ligt dan voor de vraag of in dit geval bij wijze van voorlopige voorziening verzoeker in het genot moet worden gesteld van kindertoelage. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
In geschil is de vraag of verweerder de bevoegdheid toekomt om het begrip “onderwijs” als bedoeld in artikel 29 van de Lma dusdanig beperkt te interpreteren dat daaronder alleen “dagonderwijs” valt. Deze vraag vergt een beoordeling van het door verweerder ter zake gehanteerde beleid, waarvoor onderhavige procedure zich niet leent.
4.4
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek moet worden afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is in raadkamer gegeven op 23 maart 2020 door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.