ECLI:NL:OGAACMB:2020:35

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
AUA201902278
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag van ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim en misbruik van functie

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan over het voornemen tot het opleggen van disciplinair ontslag aan een ambtenaar, klager, die zich schuldig zou hebben gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Klager, werkzaam bij het Departamento di Impuesto (DIMP) als invorderingsmedewerker, heeft zijn functie misbruikt door ervoor te zorgen dat aan een belastingplichtige gelden werden uitbetaald zonder dat er verrekening van haar schulden plaatsvond. Klager ontving hiervoor geld van de belastingplichtige. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedragingen, waaronder het opzettelijk misbruik maken van zijn functie en het aannemen van een gift van de belastingplichtige. De feiten zijn als volgt: op 28 september 2018 heeft het DIMP een bedrag van Afl. 41.311,80 aan restituties uitbetaald aan de belastingplichtige, terwijl er een openstaande schuld van Afl. 22.470,- was. Klager heeft de schulden van de belastingplichtige geblokkeerd om de uitbetaling te bespoedigen en heeft in zijn communicatie met de belastingplichtige onwaarheden verklaard. Het gerecht heeft de verklaringen van de belastingplichtige als geloofwaardig beoordeeld en concludeert dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Gezien de ernst van het plichtsverzuim is de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag passend en geboden. De uitspraak is gedaan op 23 maart 2020.

Uitspraak

Uitspraak van 23 maart 2020
Gaza nr. AUA201902278

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DRH).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 25 juni 2019 (de bestreden beschikking) heeft verweerder, met toepassing van artikel 95 van de La, klager in kennis gesteld van zijn voornemen tot het aan klager opleggen van disciplinair ontslag.
Tegen de bestreden beschikking heeft klager op 8 juli 2019 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 21 augustus 2019 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2020. Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
Verweerder heeft op 3 februari 2020 nadere stukken ingediend. Klager heeft op 10 februari 2020 op de aanvullende stukken gereageerd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van Lma is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
1.2
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft. Ingevolgde het tweede lid van voornoemd artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
1.3
Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder sub i, van de Lma kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
1.4
Ingevolge artikel 95 van de La kan het bevoegd gezag dat tot strafoplegging wenst over te gaan, van zijn voornemen aan betrokkene kennis geven. De kennisgeving vermeldt de disciplinaire straf die het bevoegd gezag voornemens is op te leggen, benevens de gronden die het daarvoor meent te hebben. Ingevolge het derde lid van dit artikel neemt het gerecht in de plaats van het bevoegd gezag de beslissing die naar zijn oordeel genomen behoort te worden.
Het geschil
2. Uit artikel 95 van de La volgt dat door het maken van bezwaar tegen het aan een ambtenaar kenbaar gemaakt voornemen tot disciplinaire strafoplegging, de rechter bevoegd wordt in plaats van het bevoegd gezag de beslissing over strafoplegging te nemen. Ter beoordeling ligt nu dus voor de vraag of klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim en zo ja, welke disciplinaire straf dan opgelegd kan worden. Het gerecht overweegt als volgt.
De feiten
3.1
Verzoeker is ambtenaar en werkzaam bij het Departamento di Impuesto (DIMP) als invorderingsmedewerker.
3.2
Op 27 september 2018 heeft een medewerker van het Fiscale Inlichtingen en Opsporingsteam (FIOT) aan de directeur van de DIMP bericht dat in een digitale werkmap bij de DIMP onregelmatigheden zijn geconstateerd.
3.3
Bij landsbesluit van 19 december 2018 is verzoeker met toepassing van artikel 87 sub c van de Lma in zijn ambt geschorst met ingang van de dag na dagtekening van het landsbesluit, tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
3.4
Bij brief van 25 maart 2019 heeft verweerder verzoeker in de gelegenheid gesteld zich te verantwoorden.
3.5
Bij bestreden beschikking van 25 juni 2019 heeft verweerder, met toepassing van artikel 95 van de La, verzoeker in kennis gesteld van zijn voornemen tot het aan verzoeker opleggen van disciplinair ontslag. Verweerder schrijft onder andere:
“U wordt verweten dat u als ambtenaar:
- opzettelijk misbruik heeft gemaakt van uw functie om iets te doen teneinde enig voordeel voor een ander te verkrijgen;
- een gift of een belofte daartoe aan een derde heeft verzocht en heeft aangenomen voor het in uw bediening iets te doen of na te laten te doen;
- onwaarheden heeft verklaard inzake een zogenaamde voorrangsbrief in uw email van 27 september 2018 aan o.m. uw teamleider en de controlemedewerker/coördinator.
Uit eerdergenoemd onderzoek blijkt dat u handelingen heeft verricht die ertoe hebben geleid dat de belastingplichtige voornoemd een voorrangsbehandeling heeft gekregen, terwijl er geen voorrangsbrief in zijn/haar dossier te vinden is. Tevens heeft u de schulden van de belastingplichtige laten blokkeren in september 2018. Deze blokkade heeft ertoe geleid dat de openstaande schulden van de belastingplichtige niet zijn verrekend alvorens de restitutie uit te betalen. Ook heeft u bij de belastingplichtige een bedrag in rekening gebracht gelet op het bedrag dat u hem/haar bespaard hebt door hem/haar te hebben geholpen.
(…)”
De standpunten van partijen
4.1
Klager is het niet eens met de voorgenomen strafoplegging. Hij betwist de aantijgingen en voert - zakelijk weergegeven - aan dat er geen enkel steekhoudend of sluitend bewijs is voor hetgeen waarvan hij wordt beschuldigd. Voorts voert klager aan dat de Landsrecherche heeft bevestigd dat er geen aanleiding was om een strafrechtelijk onderzoek op te starten.
4.2
Aan het voornemen tot disciplinaire strafoplegging heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Het plichtsverzuim is aan klager toe te rekenen, aldus verweerder. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat de strafzaak tegen klager nog in onderzoek is.
De beoordeling
5.1
Om plichtsverzuim te kunnen aannemen moet op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt.
5.2
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting stelt het gerecht het volgende vast.
5.3
Op 28 september 2018 heeft het DIMP aan de belastingplichtige een bedrag van Afl. 41.311,80 aan restituties uitbetaald zonder dat er verrekening plaats heeft gevonden van de schuld van de belastingplichtige ad. Afl. 22.470,-. Bij navraag naar het logboek is gebleken dat klager de schulden van de belastingplichtige in september 2018 heeft geblokkeerd met code 2, welke code wordt gebruikt om automatische verrekening van schulden met restituties in het systeem te voorkomen. Klager heeft op 27 september 2018 een mail verzonden aan [collega] met het verzoek de restitutie aan de belastingplichtige goed te keuren omdat de belastingplichtige om voorrang heeft verzocht.
5.4
De belastingplichtige heeft op 12 november 2018 een verklaring afgelegd bij de Centrale Accountantsdienst (CAD). Verder is de belastingplichtige als verdachte gehoord door de Landsrecherche op 21 augustus 2019 en 31 augustus 2019. De belastingplichtige heeft verklaard dat zij klager, haar buurman, eind juli/begin augustus 2018 heeft gesproken over post van DIMP, waarbij klager haar heeft gezegd haar situatie te bekijken. Klager heeft haar vervolgens gebeld en gezegd dat zij geld terug moet krijgen, maar dat zij daarvoor een brief moest ondertekenen met betrekking tot de verjaarde aanslagen van 2003 en 2004. De belastingplichtige heeft klager eind augustus 2018 in een kantoor van het DIMP gesproken. Daar heeft klager haar een brief ter ondertekening voorgelegd inhoudende een beroep op verjaring aanslag Inkomstenbelasting 2003 en 2004, alsmede een verzoek alle invorderingsmaatregelen te staken wegens verjaring. Deze brief is gedateerd op 13 maart 2018. Bij dit gesprek heeft klager de belastingplichtige een computeruitdraai gegeven waarop het bedrag van Afl. 10.994,- stond vermeld. Dit zou het bedrag zijn dat de belastingplichtige door de kwijtschelding zou besparen. Klager heeft de belastingplichtige per WhatsApp bericht dat zij hem 10% kon betalen van wat hij haar bespaard had. Klager heeft de belastingplichtige gezegd dat als zij naar een belastingadviseur zou zijn gegaan, zij veel geld had moeten betalen voor de werkzaamheden die klager voor haar heeft verricht. De belastingplichtige heeft na ontvangst van de restitutiegelden een bedrag van Afl. 1.100,- in een envelop aan klager overhandigd.
5.5
Klager is op 10 september 2019, 11 september 2019 en 13 september 2019 door de Landsrecherche gehoord. Klager heeft daarbij een schriftelijke verklaring overgelegd. Klager erkent dat hij is benaderd door de belastingplichtige. Hij heeft met de belastingplichtige gesproken en een handgeschreven brief voor haar uitgetikt. Klager heeft de schulden van de belastingplichtige terecht geblokkeerd, omdat deze verjaard waren. Voorts heeft hij in bijzijn van anderen en met toestemming van zijn collega [collega] in het bestand van de belastingplichtige de goedkeuring van de restituties aan de belastingplichtige verwerkt. Hij heeft per abuis in zijn mail van 27 september 2018 vermeld dat de belastingplichtige om voorrang heeft gevraagd. Klager ontkent ten stelligste dat hij geld van de belastingplichtige heeft gevraagd of ontvangen.
5.6
Het gerecht heeft geen grond om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de belastingplichtige. De belastingplichtige heeft gedetailleerde en consistente verklaringen afgelegd, welke op hoofdlijnen worden ondersteund door hetgeen overigens in het dossier zit, onder meer de verklaringen van klager zelf, de computeruitdraai waarop een bedrag van Afl. 10.994,- staat vermeld en de brief gedateerd op 13 maart 2018. Het gerecht acht ook de verklaring van de belastingplichtige dat zij een bedrag van Afl. 1.100,- aan klager heeft betaald geloofwaardig. Niet valt in te zien waarom de belastingplichtige hierover onwaar zou verklaren, nu zij zichzelf met haar verklaring incrimineert.
5.7
Het gerecht stelt, gelet op het vorenstaande, vast dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Klager heeft zijn functie misbruikt door ervoor te zorgen dat aan de belastingplichtige gelden werden uitbetaald zonder dat er verrekening van haar schulden plaatsvond en heeft hiervoor van de belastingplichtige geld ontvangen. Klager heeft in september 2018 een brief opgesteld waarin de belastingplichtige een beroep doet op verjaring van haar belastingschuld en deze brief voorzien van een onjuiste datum, kennelijk om te doen voorkomen dat de belastingplichtigen om kwijtschelding van de schulden heeft gevraagd, zodat hij de schulden kon blokkeren. Anders dan klager stelt, behoort dit niet tot de normale werkzaamheden van een invorderaar bij het DIMP.
Voorts heeft klager in strijd met de waarheid in zijn email van 27 september 2018 vermeld dat er sprake was van een voorrangsverzoek, met de kennelijke bedoeling de uitbetaling te bespoedigen. Dat klager in de veronderstelling verkeerde dat de belastingplichtige een voorrangsverzoek had ingediend, wordt als ongeloofwaardig van de hand gewezen.
Tot slot heeft klager op naam van zijn collega in het computersysteem de restitutie goedgekeurd. Dit is in strijd met de werkwijze van het DIMP.
6. Met verweerder is het gerecht van oordeel dat het geconstateerde plichtsverzuim aan klager kan worden toegerekend. Het gerecht rekent klager in het bijzonder zwaar aan dat hij het vertrouwen van zijn werkgever ernstig heeft beschadigd. Klager heeft door zijn handelingen gepoogd de belastingplichtige en zichzelf financieel te bevoordelen. Dat door de opmerkzaamheid van een medewerker van het FIOT de onjuiste uitbetaling aan de belastingplichtige is teruggedraaid, maakt het handelen van klager niet minder kwalijk. Gelet op de aard en de ernst van het plichtsverzuim acht het gerecht de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag passend en geboden is. Van onevenredigheid tussen de opgelegde straf en de gepleegde overtreding is geen sprake.
7. Het voorgaande leidt dan ook tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- stelt vast dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim en dat dit plichtsverzuim hem kan worden toegerekend;
- bepaalt dat aan klager, met toepassing van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder sub i, van de Lma, de disciplinaire straf van ontslag wordt opgelegd met ingang van 1 april 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.