In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 2 maart 2020 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een besluit van verweerder om klager met ingang van 1 januari 2017 te bevorderen naar de rang van hoofdtechnisch opzichter in schaal 8. Klager had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, omdat hij van mening was dat hij eerder bevorderd had moeten worden, namelijk per 1 januari 2013 of 1 januari 2014, op basis van eerdere gunstige beoordelingen.
Het proces begon met een Landsbesluit van 9 oktober 2018, waartegen klager op 21 december 2018 bezwaar maakte. De zaak werd behandeld op 13 januari 2020, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen. Het gerecht oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift na de termijn was ingediend, omdat hij kon aantonen dat hij tijdig kennis had genomen van de bestreden beslissing.
De kern van de zaak draaide om de vraag of klager voldoende was beoordeeld om in aanmerking te komen voor de bevordering. Het gerecht concludeerde dat klager in de jaren 2012 en 2013 niet de vereiste score had behaald voor een voldoende beoordeling, en dat de eerdere beoordelingen niet voldoende waren om het vertrouwen te rechtvaardigen dat hij eerder bevorderd zou worden. Het gerecht verklaarde het bezwaar van klager ongegrond en oordeelde dat verweerder in redelijkheid had besloten om klager pas met ingang van 1 januari 2017 te bevorderen.