ECLI:NL:OGAACMB:2020:32

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 mei 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
AUA201902942
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar in ambtenarenrechtspraak met betrekking tot schorsing en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 4 mei 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar van klager tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Klager, die in voorlopige hechtenis zat, had op 29 augustus 2019 pro-forma bezwaar gemaakt tegen het landsbesluit van 17 juli 2019, waarin zijn schorsing als ambtenaar werd vastgesteld. Het gerecht oordeelde dat klager niet tijdig bezwaar had gemaakt, aangezien hij de beschikking op 23 juli 2019 had ontvangen en het bezwaar pas op 29 augustus 2019 was ingediend, wat meer dan dertig dagen na de ontvangst was. Klager voerde aan dat zijn detentie hem verhinderde om tijdig bezwaar te maken, maar het gerecht oordeelde dat dit niet leidde tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De verplichting om maatregelen te treffen om aan de indieningstermijn te voldoen, lag bij klager, en hij had geen goede redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding. Het gerecht verklaarde het bezwaar van klager niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Uitspraak van 4 mei 2020
Gaza nr. AUA201902942

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. V.A.V. Carlo,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 17 juli 2019 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten (I) vast te leggen dat klager met ingang van 8 juni 2019, dan wel de dag van inbewaringstelling, met toepassing van artikel 88, eerste lid, sub a, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma), van rechtswege in zijn ambt is geschorst zo lang hij zich in voorlopige hechtenis bevindt; (II) met toepassing van artikel 89, eerste lid, van de Lma, het inkomen van klager voor één derde deel in te houden voor een periode van zes weken, na verloop waarvan een verdere inhouding ook van het volle bedrag, zal plaatsvinden; (III) dat de onder punt II genoemde inhouding tot een einde komt op het moment dat klager op vrije voeten wordt gesteld; (IV) klager met ingang van de dag waarop de onder punt I genoemde schorsing tot een einde komt, met toepassing van artikel 87, sub c, van de Lma, in zijn ambt te schorsen; (V) dat de onder punt IV genoemde schorsing zal duren tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Tegen het bestreden landsbesluit heeft klager op 29 augustus 2019 pro-forma bezwaar gemaakt bij het gerecht. Op 11 september 2019 heeft klager de gronden waarop zijn bezwaar berust, aangevuld.
Partijen hebben op 11 maart 2020 nadere stukken bij het gerecht ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2020. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1. Voor het indienen van een bezwaarschrift is blijkens artikel 41 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) een termijn van dertig dagen toegestaan, aanvangende de dag na het plaats hebben van het feit dat er aanleiding toe gegeven heeft of de dag nadat de ambtenaar er redelijkerwijs van heeft kunnen kennis dragen.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
2. Het bestreden landsbesluit is gedateerd 17 juli 2019. Klager heeft gesteld dat hij de bestreden beschikking op 6 augustus heeft ontvangen. Echter uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat klager op 23 juli 2019 voor ontvangst van het bestreden landsbesluit heeft getekend. Uit artikel 41, van de La, volgt dan ook dat klager tot uiterlijk 22 augustus 2019 hiertegen had kunnen opkomen. Klager heeft op 29 augustus 2019 zijn bezwaar bij het gerecht ingediend. Het gerecht overweegt derhalve dat klager niet tijdig in bezwaar is gekomen tegen het bestreden landsbesluit van 17 juli 2019, nu het bezwaar niet binnen 30 dagen na ontvangst op 23 juli 2019 2019 is ingediend.
3. Klager heeft ter zitting gesteld dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de La. Daartoe voert hij aan dat hij in de maand juli nog in bewaring bij het Korrectie Instituut Aruba (KIA) zat, waardoor hij moeilijk in contact kon komen met zijn gemachtigde. Het gerecht volgt klager niet in dit betoog en overweegt hiertoe als volgt. Dat klager in bewaring bij het KIA zat, ontslaat hem niet van zijn verplichting om maatregelen te treffen zodat hij aan de wettelijke indieningstermijn kan voldoen. Nu gesteld noch gebleken is dat klager goede redenen had om dergelijke maatregelen niet te treffen, dienen de gevolgen van de niet tijdige indiening van het bezwaar voor rekening en risico van klager te komen. Dat klager in bewaring bij het KIA zat, leidt derhalve niet tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
4. Nu klager voor het overige geen gronden heeft aangevoerd, waaruit blijkt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, is de uitzondering bepaalt in artikel 41, derde lid, van de La in het onderhavige geval niet van toepassing.
5. Gelet op het vorenoverwogene is het gerecht, met verweerder, van oordeel dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van maandag, 4 mei 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.