ECLI:NL:OGAACMB:2020:25

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
AUA202000327
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot treffen van een voorziening bij voorraad in ambtenarenrechtelijke geschil

In deze zaak heeft verzoeker, een ambtenaar, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorziening bij voorraad, nadat hem was medegedeeld dat zijn 15% persoonlijke toelage met ingang van 1 november 2019 zou worden stopgezet. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en vorderde een schorsing van de beschikking van 18 november 2019, die volgens hem onbevoegd was genomen en in strijd met verschillende rechtsbeginselen. De verweerders, waaronder de Directeur van Departamento di Recurso Humano en de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu, stelden dat verzoeker ten onrechte de toelage had ontvangen en dat de terugvordering gerechtvaardigd was. Tijdens de zitting gaf verzoeker aan geen bezwaar te hebben tegen de stopzetting van de toelage, maar vreesde hij voor inhouding op zijn salaris. De rechter oordeelde dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij het treffen van een voorziening, aangezien de besluiten van de verweerders niet leidden tot een inhouding op zijn salaris. Het verzoek werd afgewezen, en de rechter benadrukte dat verzoeker de mogelijkheid had om rechtsmiddelen aan te wenden tegen een eventuele inhouding op zijn salaris. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 16 maart 2020, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 16 maart 2020
GAZA nr. AUA202000327

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:
1.de Directeur van Departamento di Recurso Humano,
2.de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu,
zetelend in Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 18 november 2019 heeft verweerder sub 1 verzoeker bericht dat de aan verzoeker bij ministeriële beschikking van 1 december 2013 toegekende 15% persoonlijke toelage met ingang van 1 november 2019 wordt stopgezet, en dat het door verzoeker teveel ontvangen bedrag aan toelage van Afl. 22.986,- over de periode van 1 november 2017 tot 1 november 2019 wordt teruggevorderd.
Op 30 januari 2020 heeft verzoeker hiertegen bezwaar gemaakt bij het gerecht. Tevens heeft hij zich op 30 januari 2020 tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad.
Het verzoek is op 2 maart 2020 in raadkamer behandeld, alwaar zijn verschenen verzoeker bij zijn gemachtigde voornoemd, en verweerders bij hun gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
De standpunten van partijen
2.1
Verzoeker verzoekt het gerecht de beschikking van 18 november 2019 te schorsen. Verzoeker voert hiertoe aan dat deze beschikking onbevoegd is genomen en in strijd is met het motiveringsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het fair play-beginsel, en het vertrouwensbeginsel.
2.2
Verweerders hebben ter zitting aangevoerd dat verzoeker wist of behoorde te weten dat de bij ministeriele beschikking van 1 december 2013 toegekende 15% persoonlijke toelage verbonden was aan de vorige kabinetsperiode, en dat de toelage derhalve bij de kabinetswisseling zou ophouden. Nu de persoonlijke toelage met ingang van 1 november 2017 niet is stopgezet, heeft verzoeker over de periode van 1 november 2017 tot 1 november 2019 ten onrechte de toelage ontvangen. Verweerder sub 2 was dan ook bevoegd om over te gaan tot terugvordering van de door verzoeker te veel ontvangen toelage, aldus verweerders. Voorts heeft verweerder ter zitting te kennen gegeven dat verweerder sub 2 bij ministeriele beschikking van 26 februari 2020 de aan verzoeker toegekende persoonlijke toelage met ingang van 1 november 2017 heeft stopgezet en de over de periode van 1 november 2017 tot 1 november 2019 ontvangen toelage teruggevorderd. Hiermee wordt de door verweerder sub 1 onbevoegd gegeven beschikking van 18 november 2019 door verweerder sub 2 bekrachtigd, aldus verweerders.
De beoordeling
3.1
Voor het treffen van een voorziening bij voorraad zal slechts aanleiding bestaan, indien verzoeker een zodanig spoedeisend belang heeft, dat niet van hem kan worden gevergd dat hij de beslissing in de bodemzaak afwacht.
3.2
Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd te kennen gegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen de stopzetting van de toelage en dat zijn spoedeisend belang slechts ligt in de vrees dat verweerders per maart 2020 over zullen gaan tot inhouding op zijn salaris in verband met de terugvordering van de tussen de periode van 1 november 2017 en 1 november 2019 ontvangen persoonlijke toelage. De beschikking van 18 november 2019 noch die van 26 februari 2020 zien evenwel op inhouding op het salaris van verzoeker. Indien verweerders overgaan tot inhouding op het salaris van verzoeker, kan hij daartegen desgewenst rechtsmiddelen aanwenden. Daar komt nog bij dat verzoeker bij de beschikking van 18 november 2019 in de gelegenheid is gesteld om een betalingsregeling te treffen. Ter zitting heeft verzoeker te kennen gegeven om hem moverende redenen van deze gelegenheid geen gebruik te hebben gemaakt. Daarmee heeft verzoeker evenwel de mogelijkheid van een door verweerders opgelegde inhouding op zijn salaris in de hand gewerkt.
3.2
Onder deze omstandigheden heeft verzoeker geen voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorziening bij voorraad, zodat zich geen situatie voordoet waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoeker, een onverwijlde voorziening wenselijk is. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 16 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Ingevolge het bepaalde in artikel 94, lid 4, Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.