In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 16 maart 2020 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een eervol ontslag dat haar was verleend wegens het willekeurig verbreken van haar dienstverband. Klaagster had niet voldaan aan de dienstopdrachten om zich te melden voor haar werkzaamheden, wat door het gerecht werd gekwalificeerd als een willekeurige verbreking van het dienstverband. Klaagster had op 18 juni 2019 een landsbesluit ontvangen waarin haar met ingang van 3 mei 2019 eervol ontslag werd verleend. Klaagster maakte bezwaar tegen dit besluit, stellende dat zij niet op de hoogte was van de dienstopdrachten en dat haar ontslag gebaseerd was op aannames en vermoedens. Het gerecht oordeelde dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend en dat het bezwaar ontvankelijk was. Het gerecht concludeerde dat klaagster inderdaad haar dienstverband willekeurig had verbroken door niet te verschijnen op de aangewezen data, en dat het ontslag eervol verleend kon worden. Echter, het gerecht stelde vast dat de ingangsdatum van het ontslag ten onrechte op 3 mei 2019 was vastgesteld, en dat deze had moeten zijn op 7 mei 2019. De nietigheid van het ontslag werd voor gedekt verklaard, omdat het algemeen belang zwaarder woog dan het belang van klaagster. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en is openbaar uitgesproken.