In deze zaak heeft klaagster, werkzaam als strafdeurwaarder bij het Openbaar Ministerie, bezwaar gemaakt tegen de uitbetaling van overwerkuren die zij in 2017 en 2018 heeft gewerkt. Klaagster ontving bij haar salaris van juni 2019 een bedrag van Afl. 7.925,27 voor 695 overwerkuren, maar betwistte dit bedrag. Zij stelde dat zij recht had op een uitbetaling van Afl. 15.538,75, omdat de uitbetaling op een fout berustte. De verweerder, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, heeft erkend dat de uitbetaling niet correct was en dat klaagster recht had op een hoger bedrag van Afl. 15.381,06. De zaak werd behandeld op 3 februari 2020, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter heeft geoordeeld dat het bezwaar gegrond is, omdat de verweerder heeft erkend dat de uitbetaling niet correct was. De rechter heeft de verweerder veroordeeld om binnen drie maanden na de uitspraak de beloning voor overwerk opnieuw vast te stellen en de proceskosten van klaagster te vergoeden.