In deze zaak heeft klager bezwaar aangetekend tegen de weigering van de betrokken ministers en de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba om hem te registreren als ambtenaar in vaste pensioengerechtigde dienst met ingang van 1 oktober 2000. Klager stelt dat hij bij Landsbesluit van 23 mei 2001 ten onrechte in tijdelijke dienst is benoemd en dat hij op basis van de Landsbesluiten van 23 mei 2001 en 20 november 2003 recht heeft op benoeming in vaste pensioengerechtigde dienst. De betrokken partijen, waaronder de minister van Algemene Zaken en de Stichting, hebben echter betoogd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat hij geen administratief orgaan is en dat er geen rechtsmiddelen zijn aangewend tegen het aanstellingsbesluit van 23 mei 2001.
De rechter heeft vastgesteld dat klager geen schriftelijke aanstelling in vaste pensioengerechtigde dienst heeft en dat het aanstellingsbesluit van 23 mei 2001 onherroepelijk is. Bovendien is klager bij zijn indiensttreding ouder dan 35 jaar, waardoor hij niet als ambtenaar in de zin van de Pensioenverordening landsdienaren kan worden beschouwd. De rechter concludeert dat er geen sprake is van een weigering door een administratief orgaan en verklaart het bezwaar van klager niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan op 16 maart 2020 en klager kan in hoger beroep gaan bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken.