In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 januari 2020 uitspraak gedaan over de inhouding van salaris van klaagster, een ambtenaar die werkzaam is als hoofd van het Bureau Multidisciplinair Centrum (BMC). De inhouding van Afl. 5.095 vond plaats wegens ongeoorloofd verzuim in de periode van 3 september 2018 tot en met 23 september 2018. Klaagster had op 11 december 2018 bezwaar ingediend tegen deze inhouding, nadat er eerder een besluit was genomen door de minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling om haar functie te wijzigen en haar te verplichten een andere rol te vervullen.
De feiten van de zaak tonen aan dat klaagster na een vakantieperiode niet terugkeerde naar haar werk en geen ziekmelding of verzoek om extra vakantiedagen indiende. De minister had haar eerder op de hoogte gesteld van de wijziging in haar functie, maar klaagster had hiertegen geen bezwaar gemaakt. Het gerecht oordeelde dat klaagster opzettelijk en in strijd met haar verplichtingen had nagelaten haar dienst te verrichten, wat de inhouding van haar salaris rechtvaardigde. De uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 november 2018, die klaagster toestond haar werkzaamheden als hoofd van dienst te hervatten, kwam pas na de periode van ongeoorloofd verzuim.
Het gerecht verklaarde het bezwaar van klaagster ongegrond en bevestigde de bevoegdheid van de verweerder om het salaris in te houden op basis van artikel 17, tweede lid, van de Lma. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Klaagster en verweerder hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.