ECLI:NL:OGAACMB:2020:122

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
AUA202000579
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen wijziging ingangsdatum plaatsing in functie van chef verblijf en toelichting

In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de ingangsdatum van haar plaatsing in de functie van chef verblijf en toelichting. Klaagster was eerder ontheven uit haar functie en had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder, die de ingangsdatum van haar plaatsing had gewijzigd van 1 oktober 2013 naar 1 oktober 2017. Klaagster stelde dat zij vanaf 1 oktober 2013 de functie daadwerkelijk bekleedde en dat de wijziging haar financieel benadeelde. Verweerder voerde aan dat de wijziging een fout herstelde en dat de functie pas per 1 oktober 2017 vacant was. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klaagster haar bezwaar tijdig had ingediend, omdat zij pas op 27 januari 2020 kennis had genomen van de bestreden beschikking. Het gerecht oordeelde dat verweerder onvoldoende gemotiveerd had waarom klaagster niet eerder in de functie kon worden geplaatst. De bestreden beschikking werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen over de ingangsdatum van de plaatsing van klaagster in de functie van chef verblijf en toelichting.

Uitspraak

Uitspraak van 14 december 2020
Gaza nr. AUA202000579

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
gericht tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 1 april 2019, no. 19, heeft verweerder klaagster met ingang van 1 oktober 2013 ontheven uit de functie van 1ste medewerker verblijf en toelichting en geplaatst in de functie van chef verblijf en toelichting.
Bij landsbesluit van 14 januari 2020, no.4, (de bestreden beschikking) heeft verweerder de ingangsdatum van de plaatsing van klaagster in de functie van chef verblijf en toelichting gewijzigd in 1 oktober 2017.
Hiertegen heeft klaagster op 14 februari 2020 bezwaar gemaakt door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 26 oktober 2020 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heef de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2020, alwaar zijn verschenen klaagster in persoon, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
De ontvankelijkheid
1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter aangevoerd pas op 27 januari 2020 kennis te hebben genomen van de bestreden beschikking, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is derhalve ontvankelijk in haar bezwaar.
De standpunten van partijen
2.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de wijziging van de ingangsdatum van de plaatsing in de functie van chef verblijf en toelichting. Klaagster betoogt dat die plaatsing had moeten geschieden met ingang van 1 oktober 2013, zoals bij het landsbesluit van 1 april 2019 is bepaald, daar zij vanaf die datum die functie ook daadwerkelijk bekleedt en de functie met ingang van die datum vacant is geworden. Door haar met ingang van een latere datum in de functie te plaatsten wordt zij financieel benadeeld. Voorts verzoekt klaagster om haar met ingang van 1 oktober 2015 te bevorderen naar schaal 11.
2.2
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat met de wijziging van de ingangsdatum een fout wordt hersteld. Ter zitting heeft verweerder een nadere onderbouwing gegeven en zich daarbij op het standpunt gesteld dat klaagster niet eerder dan 1 oktober 2017 in de functie kan worden geplaatst, daar de functie niet eerder dan 1 oktober 2017 vacant was. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat klaagster pas na de waarnemingsperiode in de functie van chef verblijf en toelichting kan worden geplaatst, aangezien zij voor deze periode waarnemingstoelage heeft genoten.
De beoordeling
3.1
In geschil is of verweerder op goede gronden de ingangsdatum van de plaatsing van klaagster in de functie van chef verblijf en toelichting heeft gewijzigd van 1 oktober 2013 in 1 oktober 2017. Het gerecht overweegt als volgt.
3.2
De bevoegdheid van verweerder om zijn ambtenaren al dan niet in een functie te plaatsen is discretionair van karakter. Dit brengt met zich mee dat de bestreden beschikking, waartegen klaagster in deze procedure opkomt, slechts marginaal kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur
3.3.1
Klaagster is ambtenaar werkzaam bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS). Vast staat dat klaagster gedurende de periode van 2013 tot eind 2016 de functie van chef verblijf en toelichting volledig heeft waargenomen en daarvoor een waarnemingstoelage heeft ontvangen. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat de voormalige chef verblijf en toelichting met terugwerkende kracht met ingang van 1 oktober 2013 uit de functie is ontheven en in een andere functie is geplaatst. Dit brengt met zich dat de functie van chef verblijf en toelichting met ingang van 1 oktober 2013 vacant was. Gelet hierop, heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de functie van chef verblijf en toelichting niet eerder dan 1 oktober 2017 vacant was.
3.3.2
Voorts is het enkele feit dat klaagster over de periode van 2013 tot eind 2016 een waarnemingstoelage heeft genoten voor het volledig waarnemen van de functie van chef verblijf en toelichting gedurende deze periode, geen geldige grond om klaagster niet eerder dan 1 oktober 2017 in de functie van chef verblijf en toelichting te plaatsten. Dit geldt te meer nu ter zitting door verweerder desgevraagd is bevestigd dat de waarnemingstoelage indien noodzakelijk kan worden teruggevorderd.
3.3.3
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder bij de bestreden beschikking onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd waarom klaagster niet eerder dan met ingang van 1 oktober 2017 officieel in de functie van chef verblijf en toelichting kan worden geplaatst. De bestreden beschikking komt dan ook reeds om deze reden voor vernietiging in aanmerking.
4. Het bezwaar is gegrond. De bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
5. Voor zover het bezwaar van klaagster zich richt tegen de weigering haar te bevorderen naar schaal 11, overweegt het gerecht dat een weigering tot toekenning van een bevordering als door klaagster bedoeld, niet in de bestreden beschikking ligt besloten.
6. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de beschikking van 14 januari 2020;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw beslist op de ingangsdatum van de plaatsing van klaagster in de functie van chef verblijf en toelichting, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 14 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.