In deze zaak heeft klager, een ambtenaar werkzaam bij het Bureau Interne Diensten, een verzoek om schadevergoeding ingediend omdat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan een eerdere rechterlijke uitspraak van 7 oktober 2019. Deze uitspraak verplichtte verweerder om binnen drie maanden een beslissing te nemen op het bevorderingsverzoek van klager, dat dateert van 27 februari 2018. Klager stelt dat het uitblijven van deze beslissing heeft geleid tot schade, en vordert een schadevergoeding gelijk aan het verschil tussen zijn huidige bezoldiging in schaal 5 en de bezoldiging in schaal 6.
Verweerder heeft echter betoogd dat, hoewel er nog geen beslissing is genomen, klager geen schade heeft geleden omdat er een afwijzend advies is gegeven op zijn bevorderingsverzoek. Het gerecht heeft de zaak op 14 september 2020 behandeld, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. D.G. Kock, en verweerder werd vertegenwoordigd door A. Lumenier.
Het gerecht overweegt dat voor toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) vereist is dat met zekerheid kan worden vastgesteld wat de inhoud van de beslissing had moeten zijn. Aangezien dit niet kan worden vastgesteld, kan het verzoek om schadevergoeding niet worden toegewezen. Het bezwaar van klager wordt ongegrond verklaard, maar het gerecht benadrukt dat verweerder nog steeds verplicht is om op het verzoek van klager te beslissen, ook al is het niet zeker dat klager recht heeft op de gevraagde bevordering.