In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 18 januari 2020 uitspraak gedaan over het bezwaar van de Gouverneur van Aruba tegen een disciplinaire straf die aan een ambtenaar was opgelegd. De ambtenaar, werkzaam bij het Bureau Ondersteuning Verslavingszorg, was op 19 mei 2016 betrokken bij een handgemeen met een stagiaire, waarbij zij geweld en onzedelijke taal heeft gebruikt. De Gouverneur legde haar op 17 mei 2017 de disciplinaire straf van terugzetting in rang op, met vermindering van haar bezoldiging voor de duur van twee jaar. De ambtenaar maakte bezwaar tegen deze straf, ontkende de beschuldigingen en betwistte dat haar handelen als plichtsverzuim kon worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 16 november 2020 werd de zaak behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. Het gerecht oordeelde dat de ambtenaar zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, gezien haar voorbeeldfunctie en de hoge eisen die aan ambtenaren worden gesteld. De opgelegde straf werd als evenredig beschouwd, en het bezwaar van de ambtenaar werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken op 18 januari 2021.