ECLI:NL:OGAACMB:2020:113

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
AUA202002697
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsontzegging en verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad in ambtenarenrechtelijke context

In deze zaak heeft verzoekster, een ambtenaar, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, om een beslissing bij voorraad te treffen met betrekking tot een toegangsontzegging die haar was opgelegd. De toegangsontzegging was eerder op 21 september 2020 gegeven en op 29 oktober 2020 met zes weken verlengd. Verzoekster was het niet eens met deze beslissing en verzocht het gerecht om deze te schorsen, zodat zij haar werkzaamheden onmiddellijk kon hervatten.

De voorzieningenrechter heeft op 30 november 2020 het verzoek behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat verzoekster geen bezwaarschrift had ingediend binnen de gestelde termijn van dertig dagen na de bestreden beschikking. De voorzieningenrechter overwoog dat een na de bezwaartermijn ingediend bezwaarschrift naar verwachting niet-ontvankelijk zou worden verklaard wegens termijnoverschrijding. Hierdoor had verzoekster geen redelijke kans van slagen met haar verzoek.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de werkrelatie tussen verzoekster en de leiding van de DTI verstoord was en dat de opgelegde toegangsontzegging gerechtvaardigd was. De rechter wees het verzoek van verzoekster af, met de overweging dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die tot een ander oordeel zouden leiden. De uitspraak werd gedaan op 7 december 2020, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 7 december 2020
Gaza nr. AUA202002697

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[verzoekster],

wonend in Aruba,
VERZOEKSTER,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 29 oktober 2020 (de bestreden beschikking) heeft verweerder besloten om de aan verzoekster bij beschikking van 21 september 2020 gegeven toegangsontzegging tot alle dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen, voer- en vaartuigen van de DTI, met ingang van 30 oktober 2020 met zes weken te verlengen.
Verzoekster heeft zich op 30 oktober 2020 tot het gerecht gewend met onderhavig verzoek ex artikel 94 van de La.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 november 2020 in raadkamer behandeld, alwaar zijn verschenen verzoekster in persoon verschenen, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
1.2
Uit artikel 94, vierde lid, van de La volgt dat een uitspraak ex artikel 94 vervalt, indien niet binnen acht dagen na de uitspraak een bezwaarschrift, betreffende de hoofdzaak, bij het gerecht is ingediend. Dit betekent dat het niet noodzakelijk is dat er reeds een bezwaarschrift is ingediend op het moment dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening aanhangig wordt gemaakt. Verzoekster kan derhalve in het onderhavige verzoek worden ontvangen.
2. Verzoekster kan zich niet verenigen met de aan haar opgelegde toegangsontzegging en verzoekt het gerecht deze beslissing te schorsen en te bepalen dat zij haar werkzaamheden onmiddellijk kan hervatten.
3.1
Voor honorering van het onderhavige verzoek is onder meer vereist dat een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in de bezwaarschriftprocedure niet in stand zal blijven.
3.2
Ingevolge artikel 41, van de La wordt een bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
3.3
De bestreden beschikking die aan het onderhavige verzoek ten grondslag ligt, is gedateerd 29 oktober 2020. Verzoekster had dus uiterlijk op vrijdag 27 november 2020 (nu 28 november 2020 op een zaterdag valt) hiertegen kunnen opkomen. Niet is gebleken dat verzoekster voor het verstrijken van de bezwaartermijn, een bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking heeft ingediend. Een na de bezwaartermijn ingediend bezwaarschrift, zal naar verwachting niet-ontvankelijk worden verklaard wegens termijnoverschrijding. Gelet hierop overweegt de voorzieningenrechter dat een mogelijk nog in te dienen bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter neemt hierbij ook in aanmerking dat bij uitspraak van 4 november 2020 in de zaak met nummer AUA202002437, ten aanzien van een eventuele verlening van de toegangsontzegging reeds is overwogen dat
“uit de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is gemaakt dat de werkrelatie tussen verzoekster en de leiding van de DTI dermate verstoord is geraakt dat het treffen van een tijdelijke ordemaatregel noodzakelijk was. De door verweerder aangedragen feiten en omstandigheden vormen naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende grondslag voor de aan verzoekster opgelegde tijdelijke ordemaatregel. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid tot de opgelegde toegangsontzegging kunnen komen.”
Klaagster heeft in deze procedure geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel nopen. Het verzoek zal worden afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Ingevolge het bepaalde in artikel 94, lid 4, Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.