ECLI:NL:OGAACMB:2020:111

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
AUA201904109
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar van een ambtenaar tegen afwijzing van verzoek om plaatsing en bevordering

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 7 december 2020 uitspraak gedaan in het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de afwijzing van zijn verzoek om plaatsing in de functie van medewerker hypotheekkantoor en om bevordering naar schaal 10, alsook om een waarnemingstoelage. Klager, die sinds 1992 werkzaam is bij de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie, heeft zijn bezwaren ingediend na een eerdere beschikking van 18 september 2019 waarin zijn verzoek werd afgewezen. Klager stelde dat hij sinds 2007 administratieve werkzaamheden verricht en recht heeft op bevordering en een waarnemingstoelage, omdat hij al jaren een hogere functie vervult dan zijn huidige aanstelling als landmeet-assistent, die maximaal gewaardeerd is op schaal 5.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat klager niet voldoet aan de vereisten voor de functie van medewerker hypotheekkantoor, waaronder het ontbreken van een Mbo-diploma. Daarnaast is gebleken dat klager slechts 40% van de werkzaamheden van de gewenste functie verricht. Het Gerecht oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om bevordering en waarnemingstoelage op goede gronden was gebaseerd, aangezien klager niet in een functie is geplaatst die in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanzienlijk boven zijn huidige functie uitsteekt. De ontvankelijkheid van het bezwaar werd bevestigd, maar het bezwaar zelf werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van het bestuursorgaan bij beslissingen over plaatsing en bevordering van ambtenaren, en dat de rechterlijke toetsing in deze gevallen terughoudend is. Klager heeft geen recht op plaatsing of bevordering, en het Gerecht heeft geoordeeld dat de beslissingen van verweerder in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving.

Uitspraak

Uitspraak van 7 december 2020
Gaza nr. AUA201904109

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 18 september 2019 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager van 26 juli 2017 om te worden geplaatst in de functie van medewerker hypotheekhouder, te worden bevorderd naar schaal 10 en om een waarnemingstoelage te worden toegekend, afgewezen.
Tegen de bestreden beschikking heeft klager op 21 november 2019 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 14 februari 2020 een contramemorie met onderliggende stukken ingediend.
Het gerecht heef de zaak ter zitting behandeld op 26 februari 2020. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Desgevraagd heeft verweerder op 2 april 2020 nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de behandeling van de zaak voortgezet op 26 oktober 2020. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter onweersproken gesteld dat hij de bestreden beschikking op 25 oktober 2019 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet vereniging met de bestreden beschikking en betoogt dat hij sedert 2007 niet meer als assistent landmeter werkt, maar fulltime administratieve werkzaamheden verricht. Geen enkel onderdeel van de door hem verrichte werkzaamheden betreft technische handelingen zoals hij dat voorheen deed. Nu hij reeds 12 jaar onafgebroken een administratieve functie vervult, is er geen sprake meer van een tijdelijke waarneming van een functie. Zijn verzoek om de juridische situatie te laten overeenstemmen met de werkelijke situatie is op zijn plaats, temeer nu hij in de technische rang niet meer kan doorgroeien, en in een administratieve rang wel doorgroeimogelijkheden heeft. Klager meent aanspraak te kunnen maken op bevordering, omdat hij al jaren een hogere functie vervult. Hij maakt om die reden ook aanspraak op waarnemingstoelage. De gratificaties die hem zijn toegekend, waren gestoeld op het feit dat hij als versterking van het hypotheekkantoor goede resultaten opleverde en enthousiast functioneert, en niet omdat hij een hogere functie waarnam. Aldus klager.
2.2
Aan de bestreden beschikking is ten grondslag gelegd dat klager niet in de functie van medewerker hypotheekkantoor kan worden geplaatst, omdat hij niet aan het criterium van de functie voldoet. Zo beschikt klager niet over de vereiste MBO-opleiding, en verricht hij alleen een beperkt deel (35 a 40%) van de werkzaamheden behorende bij de functie. De functie van landmeetassistent, in welke functie klager is geplaatst, is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 5, welk niveau klager met ingang van 1 januari 2002 heeft bereikt. Om deze reden kan hij niet verder worden bevorderd.
Aan klager zijn over de jaren 2007 tot en met 2018 gratificaties verleend in verband met loffelijke dienstverrichting door versterking van het hypotheekkantoor. Aan klager kan daarom niet tevens een waarnemerstoelage worden toegekend omdat hij dan dubbel zou worden beloond.
Ter zitting heeft verweerder hier genoegzaam onderbouwd aan toegevoegd dat de administratieve werkzaamheden die door klager worden uitgevoerd, maximaal gewaardeerd zijn op het niveau van schaal 4.
Het geschil
3.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om:
- klager niet te plaatsen in de functie van medewerker hypotheekkantoor,
- klager niet te bevorderen, en
- klager geen waarnemingstoelage toe te kennen.
3.2
Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Klager is vanaf 1 januari 1992 aangesteld als ambtenaar, en tewerkgesteld bij de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie (DLV), laatstelijk in de rang van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5) in de functie van landmeet-assistent.
4.2
Bij brief van 7 juni 2010 heeft de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu de directeur van de DLV bericht dat klager niet kan worden bevorderd naar de rang van technisch opzichter in schaal 6, omdat de functie van landmeet-assistent een waardering op het niveau van schaal 6 niet rechtvaardigt.
4.3
Bij brief van 25 juli 2017 heeft klager verzocht om hem met ingang van 25 juli 2014 te bevorderen tot de functie van medewerker hypotheekhouder in schaal 10 en hem een waarnemingstoelage toe te kennen over de periode 8 februari 2007 tot en met 14 juli 2014.
4.4
Tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek heeft klager op 6 augustus 2018 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak van dit gerecht van 18 februari 2019 (AUA201802406) heeft het gerecht het bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen een termijn van drie maanden na die uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager van 25 juli 2017 te beslissen.
4.5
Bij bestreden beschikking van 18 september 2019 heeft verweerder het verzoek van klager van 25 juli 2017, afgewezen.
Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid van de Lma geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
5.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht. Voor een bevordering naar de administratieve rang van adjunct-commies in schaal 6 is onder meer vereist, dat de door de betrokkene beklede functie een waardering op het niveau van adjunct-commies rechtvaardigt.
5.3
Ingevolge artikel 26, eerste lid van de Lma, wordt, indien een wettelijke regeling continuïteit in de vervulling van een ambt veronderstelt en tot dat ambt niet meer ambtenaren zijn aangesteld, die het geheel of gedeeltelijk kunnen waarnemen, dan wel indien het belang van de dienst dit vordert, de daartoe in aanmerking komende ambtenaar door het bevoegde gezag met de tijdelijke waarneming van dat ambt belast, al dan niet met ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking.
Voor zover hier van belang bepaalt het tweede lid, dat de ambtenaar die overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid is belast met de tijdelijke waarneming van een ambt, dat in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven het eigenlijke ambt van de ambtenaar, over de tijd der waarneming aanspraak heeft op toekenning door de betrokken minister van een toelage boven zijn eigen bezoldiging, ten bedrage van het verschil tussen de bezoldiging, welke hij zou genieten, ware hij definitief benoemd in het ambt dat hij waarneemt, en zijn eigen bezoldiging.
De beoordeling
6. Klager wenst geplaatst en bevorderd te worden in de functie van medewerker Hypotheekkantoor bij DLV. Het gerecht stelt voorop dat een ambtenaar geen recht heeft op een plaatsing in een andere functie noch op een bevordering. Het bestuursorgaan heeft bij beslissingen, zoals hier aan de orde, ruime beoordelingsvrijheid. Daarom is de toetsing door de rechter terughoudend. Zij is in beginsel beperkt tot de beantwoording van de vraag of het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Bevordering
7.1
Tussen partijen is niet in geschil dat klager thans is geplaatst in de functie landmeet-assistent en dat die functie maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 5. Tussen partijen is ook niet in geschil dat klager al enige jaren feitelijk de werkzaamheden van de functie van landmeet-assistent niet verricht en dat hij administratieve werkzaamheden verricht op de afdeling hypotheekkantoor.
7.2
De door klager verrichte administratieve werkzaamheden zijn – op verzoek van de rechter in deze procedure – beschreven in het functie-inventarisatieformulier (fif) van 19 maart 2020, en gewaardeerd op maximaal het niveau van schaal 4. Klager is het niet eens met de waardering, maar heeft niet weersproken dat hij de werkzaamheden zoals beschreven ook feitelijk verricht. Het gerecht neemt dan ook aan dat het fif een correcte weergave is van de door klager daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden.
7.3
Wat betreft de waardering, overweegt het gerecht dat volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, functiewaarderingsbesluiten, mede vanwege hun functie-overstijgend karakter, en de daaraan ten grondslag liggende functie- of organisatiebeschrijvingen op één lijn moeten worden gesteld met besluiten van algemene strekking. Daarom kunnen zij, gelet op het bepaalde in artikel 35, vierde lid van de LA, niet door de ambtenarenrechter worden beoordeeld.
7.4
Nu klager werkzaamheden verricht die zijn gewaardeerd op het niveau van schaal 4, rechtvaardigt de door hem beklede functie geen waardering op het niveau van schaal 6. Verweerder heeft dan ook op goede gronden het verzoek van klager om te worden bevorderd, afgewezen.
Waarnemingstoelage
8.1
Wat betreft de waarnemingstoelage, overweegt het gerecht dat niet is gebleken dat klager is belast met de tijdelijke waarneming van een functie die in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven zijn eigenlijke functie. Reeds op grond hiervan komt klager niet in aanmerking voor een waarnemingstoelage als bedoeld in artikel 26 van de Lma. Dit, nog daargelaten dat klager jarenlang reeds financieel is beloond voor zijn inzet ter versterking van het hypotheekkantoor.
8.2
Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft besloten dat het verzoek van klager om toekenning van een waarnemingstoelage, niet voor inwilliging vatbaar is.
Plaatsing in de functie van medewerker hypotheekkantoor
9. Gebleken is dat voor plaatsing in de functie van medewerker hypotheekkantoor een Mbo-diploma is vereist. Vast staat dat klager niet beschikt over een dergelijk diploma. Vast staat ook dat klager niet alle werkzaamheden behorende bij de functie van medewerker hypotheekkantoor verricht, maar slechts 40% ervan. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft besloten klager gelet op zijn niveau van kennis en kunde, niet in de door hem gewenste functie te plaatsen.
10. Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar van klager integraal ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 7 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.