ECLI:NL:OGAACMB:2020:110

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
AUA201901367
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar in de functie van inspecteur infrastructuur en de afwijzing van het bevorderingsverzoek

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar schaal 5. Klager, die sinds 1 januari 2003 als ambtenaar is aangesteld en sinds 10 oktober 2005 werkzaam is als 2de projectmedewerker bij de Dienst Openbare Werken (DOW), heeft zijn verzoek om bevordering ingediend op 26 juni 2017. De bestreden beschikking van 12 februari 2019, waarin zijn verzoek werd afgewezen, is de aanleiding voor het bezwaar.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klager niet de functie van inspecteur infrastructuur bekleedt en dat hij de werkzaamheden behorende bij die functie niet verricht. Klager heeft sinds 1 november 2010 de maximale waardering van zijn functie als 2de projectmedewerker bereikt, die is vastgesteld op schaal 4. Het gerecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek op goede gronden is gedaan, aangezien er geen recht op bevordering bestaat en de beslissing van verweerder niet in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De rechter heeft het bezwaar van klager ongegrond verklaard en benadrukt dat de beoordeling van bevorderingen een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag is. Klager kan zich niet beroepen op het gelijkheidsbeginsel, omdat zijn situatie niet vergelijkbaar is met die van zijn collega's die wel zijn bevorderd. De uitspraak is gedaan op 7 december 2020.

Uitspraak

Uitspraak van 7 december 2020
Gaza nr. AUA201901367

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij schrijven van 12 februari 2019 (de bestreden beschikking) heeft verweerder klager bericht dat zijn verzoek van 26 juni 2017 om te worden bevorderd naar schaal 5 niet voor inwilliging vatbaar is.
Tegen deze beschikking heeft klager op 18 april 2019 bij het gerecht bezwaar gemaakt, door indiening via fax van een pro-forma bezwaarschrift. Op 10 mei 2019 heeft klager een aanvullend bezwaarschrift, inhoudende de gronden waarop zijn bezwaar rust, ingediend.
Verweerder heeft op 21 november 2020 via email een contramemorie overgelegd.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 25 november 2019, alwaar klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
Partijen zijn hierna in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen en zich bij akte uit te laten over die stukken.
Hierna is de uitspraak nader bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
De ontvankelijkheid
1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft onweersproken gesteld dat hij de bestreden beschikking op 20 maart 2019 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking, en heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigering hem te bevorderen in strijd is met verschillende algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zodat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd en verweerder moet worden gelast om opnieuw op zijn bevorderingsverzoek te beslissen.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft klager – samengevat – het volgende aangevoerd. De werkzaamheden van de functie van 2de projectmedewerker bij de DOW worden grotendeels buiten kantoor verricht, omdat het met name betreft het werken met zwaar materieel en als chauffeur van kiepwagens (dump truck). Klager heeft vanaf 2012 alleen kantoorwerkzaamheden verricht. Volgens klager komen zijn huidige werkzaamheden overeen met die van de functie van inspecteur infrastructuur. Daar doet niet aan af dat hij (nog) niet is ontheven uit zijn oude functie van 2de projectmedewerker. Klager meent dan ook dat hij in deze (administratieve) functie dient te worden beoordeeld en niet in de functie van 2de projectmedewerker. Klager doet verder een beroep op het gelijkheidsbeginsel en verwijst in dat kader naar een drietal collega’s die, volgens klager, net als hij ook eerst de functie van 2de projectmedewerker bekleedden en vervolgens zijn geplaatst bij de binnendienst om kantoorwerkzaamheden te verrichten. Deze personen zijn daarna bevorderd naar schaal 5 in de functie van 1ste projectmedewerker, terwijl klager die langer bij de binnendienst werkt, niet wordt bevorderd.
2.2
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de functie van 2de projectmedewerker bij de Dienst Openbare Werken (DOW) maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 4 en dat klager op 1 november 2010 de maximale waardering van die functie heeft bereikt, zodat hij niet bevorderd kan worden.
Het geschil
3. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om het bevorderingsverzoek van klager af te wijzen. Het gerecht neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Klager is vanaf 1 januari 2003 aangesteld als ambtenaar, en sedert 10 oktober 2005 werkzaam bij de DOW in de functie van 2de projectmedewerker in de rang van onderhoudsmedewerker a in schaal 4. In het Landsbesluit van 25 februari 2015 no. 11, waarbij klager laatstelijk is bevorderd naar de rang van onderhoudsmedewerker a, is overwogen dat de functie van 2de projectmedewerker bij de DOW maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 4.
4.2
Klager was vanaf 11 juni 2012 tot en met 22 januari 2013 volledig arbeidsongeschikt. Vanaf 12 februari 2013 was klager voor 50% arbeidsgeschikt voor zijn functie. Bij brief van 14 september 2016 heeft de bedrijfsarts van de SVb de directeur DOW bericht dat klager volledig arbeidsongeschikt is voor de functie van chauffeur bij de DOW.
4.3
Bij brief van 26 juni 2017 gericht aan de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie met als onderwerp “schalering en benoeming en erkenning van positie” heeft klager verzocht om een bevordering naar schaal 5.
4.4
In de brief van 21 maart 2018 van de directeur DOW gericht aan de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu betreffende het bevorderingsverzoek van klager, staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Betrokkene bekleedt sedert zijn indiensttreding, op 10 oktober 2005, de functie van 2de projectmedewerker op de afdeling Infrastructuur en Verkeer (I&V) bij de DOW. (…) Betrokkene stelt de functie van inspecteur Infrastructuur te bekleden, dit is echter onjuist. Betrokkene heeft deze functie nimmer bekleed en thans bestaat er ook geen vacature voor een dergelijke functie.
Betrokkene werd, op verzoek van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), tijdelijk andere werkzaamheden toebedeeld, te weten licht administratieve werkzaamheden, wegens het feit dat betrokkene (langdurig) arbeidsongeschikt was. (…) Betrokkene was tot en met februari 2017 arbeidsongeschikt en heeft medio 2017 zijn werkzaamheden weer opgepakt. Er is geen sprake meer van lichte werkzaamheden en betrokkene dient de normale werkzaamheden, behorende bij de functie van 2de projectmedewerker I&V te vervullen. (…) Betrokkene is aldus nimmer uit de functie van 2de projectmedewerker I&V ontheven. De functie van 2de projectmedewerker I&V is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 4. Betrokkene is met ingang van 1 november 2010 reeds bevorderd naar schaal 4 en heeft hier destijds het maximum niveau in zijn functie bereikt. Betrokkene kan niet verder worden bevorderd noch is er een andere functie vacant voor betrokkene. Naar aanleiding van het bovenstaande dient het verzoek van betrokkene om bevordering (…) te worden afgewezen.
4.5
De
Departamento Recurso Humanoheeft op 22 november 2018 de minister geadviseerd om klager niet te bevorderen naar de rang van onderopzichter 1ste klasse in schaal 5.
4.6
Bij bestreden beschikking van 12 februari 2019 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van klager.
Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: LMA) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
5.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
Voor een bevordering naar schaal 5 geldt onder meer de voorwaarde dat de betrokken ambtenaar een functie dient te vervullen die de waardering op dit niveau rechtvaardigt.
De beoordeling
6.1
Het gerecht stelt voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
6.2
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat klager de functie van inspecteur infrastructuur bekleedt, noch dat hij de werkzaamheden behorende bij die functie verricht. Het gerecht stelt dan ook vast dat klager sinds zijn plaatsing in de functie van 2de projectmedewerker niet uit deze functie is ontheven en nog immer deze functie vervult. Dat klager tijdelijk in verband met zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid belast is geweest met lichte administratieve werkzaamheden, maakt dit niet anders.
6.3
Verder is niet in geschil dat de functie van 2de projectmedewerker op het maximale niveau van schaal 4 is gewaardeerd, en dat klager vanaf 1 november 2010 deze schaal heeft bereikt. Gelet hierop kan hij niet verder worden bevorderd.
6.4
Wat betreft het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel, overweegt het gerecht dat dit beroep niet kan slagen, reeds nu klager er ten onrechte vanuit gaat dat hij net als die collega’s, is geplaatst in een functie op de afdeling binnendienst. Er is dan ook geen sprake van gelijke gevallen.
7. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat verweerder op goede gronden het verzoek van klager om hem naar schaal 5 te bevorderen, heeft afgewezen. Het bezwaar dient ongegrond te worden verklaard.
8. Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).