In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar schaal 5. Klager, die sinds 1 januari 2003 als ambtenaar is aangesteld en sinds 10 oktober 2005 werkzaam is als 2de projectmedewerker bij de Dienst Openbare Werken (DOW), heeft zijn verzoek om bevordering ingediend op 26 juni 2017. De bestreden beschikking van 12 februari 2019, waarin zijn verzoek werd afgewezen, is de aanleiding voor het bezwaar.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klager niet de functie van inspecteur infrastructuur bekleedt en dat hij de werkzaamheden behorende bij die functie niet verricht. Klager heeft sinds 1 november 2010 de maximale waardering van zijn functie als 2de projectmedewerker bereikt, die is vastgesteld op schaal 4. Het gerecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek op goede gronden is gedaan, aangezien er geen recht op bevordering bestaat en de beslissing van verweerder niet in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechter heeft het bezwaar van klager ongegrond verklaard en benadrukt dat de beoordeling van bevorderingen een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag is. Klager kan zich niet beroepen op het gelijkheidsbeginsel, omdat zijn situatie niet vergelijkbaar is met die van zijn collega's die wel zijn bevorderd. De uitspraak is gedaan op 7 december 2020.