ECLI:NL:OGAACMB:2020:10

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
AUA201804016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar en de gevolgen van disciplinaire straf op de ingangsdatum van de bevordering

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een besluit van verweerder met betrekking tot zijn bevordering. Klager, werkzaam als financieel chef bij de Sociale Verzekeringsbank, was sinds 1 oktober 2008 in dienst en had eerder een disciplinaire straf van terugzetting in bezoldiging opgelegd gekregen. Deze straf was van toepassing voor de duur van twee jaren, ingaande op 1 juni 2016. Klager maakte bezwaar tegen de ingangsdatum van zijn bevordering naar de rang van hoofdcommies, die door verweerder was vastgesteld op 1 juni 2018. Klager stelde dat hij al per 1 juni 2016 bevorderd had moeten worden, omdat hij sindsdien positief was beoordeeld door zijn directeur.

Verweerder daarentegen stelde dat klager pas na het verstrijken van de disciplinaire straf positief kon worden beoordeeld en dat de bevordering naar schaal 10 pas met ingang van 1 juni 2018 kon plaatsvinden. Het gerecht oordeelde dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Na beoordeling van de feiten en omstandigheden concludeerde het gerecht dat verweerder op goede gronden had besloten om klager niet eerder dan 1 juni 2018 naar schaal 10 te bevorderen. Het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt de rol van de disciplinaire straf in de beoordeling van ambtenaren en de voorwaarden waaronder bevorderingen plaatsvinden. Het gerecht bevestigde dat de beslissing van verweerder in overeenstemming was met de geldende regelgeving en dat klager pas na afloop van de disciplinaire straf in aanmerking kwam voor een positieve beoordeling en bevordering.

Uitspraak

Uitspraak van 10 februari 2020
Gaza nr. AUA201804016

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 14 november 2018 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten klager met ingang van 1 juni 2018 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies, met vaststelling van zijn bezoldiging in schaal 10, dienstjaar 7.
Hiertegen heeft klager bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift op 13 december 2018.
De zaak is behandeld ter zitting van 9 december 2019, alwaar is verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klager is sedert 1 oktober 2008 werkzaam in de functie van financieel chef bij de Sociale Verzekeringsbank (SVb) in de rang van commies 1ste klasse (schaal 9).
1.2
Bij landsbesluit van 13 april 2016 is aan klager met ingang van 1 juni 2016 de disciplinaire straf van terugzetting in bezoldiging opgelegd voor ten hoogste het bedrag van de laatste twee periodieke verhogingen voor de duur van twee jaren.
1.3
Bij schrijven van 20 juni 2018 heeft de directeur van de SVb een voorstel gedaan om klager naar de rang van hoofdcommies (schaal 10) te bevorderen.
1.4
Bij bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 juni 2018 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies (schaal 10).
De standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van zijn bevordering naar schaal 10, zijnde 1 juni 2018. Klager meent dat hij met ingang van 1 juni 2016 dient te worden bevorderd. Klager voert hiertoe - kort samengevat - aan dat hij sinds 2016 door de directeur positief is beoordeeld. Klager meent dan ook reeds per 1 juni 2016 aan alle bevorderingsvereisten te voldoen om naar schaal 10 te worden bevorderd. Voorts voert klager aan dat de aan hem bij landsbesluit van 13 april 2016 opgelegde disciplinaire straf niet als afwijzingsgrond aan hem kan worden tegengeworpen, nu de uitspraak hieromtrent nog niet in kracht van gewijsde is gegaan.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat klager niet eerder dan 1 juni 2018 naar schaal 10 bevorderd kan worden, nu hij pas in mei 2018 positief is beoordeeld. Aan klager is bij landsbesluit van 13 april 2016 de disciplinaire straf van terugzetting in bezoldiging voor de duur van twee jaren opgelegd. Na afloop van de disciplinaire straf heeft de directeur klager positief beoordeeld en een voorstel gedaan om klager met ingang van 1 juni 2018 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies (schaal 10).
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
Beoordeling
4. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten klager met ingang van 1 juni 2018 naar schaal 10 te bevorderen.
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de directeur bij beoordelingsformulier van 17 mei 2018 de functionering van klager positief heeft beoordeeld. Bij brief van de directeur van 20 juni 2018 heeft de directeur een voorstel aan de minister van Toerisme, Volksgezondheid en Sport gedaan om klager met ingang van 1 juni 2018 naar schaal 10 te bevorderen. Uit de stukken blijkt dat het Departamento di Recurso Humano (DRH), naar aanleiding van het voorstel van de directeur van 20 juni 2018, op 4 oktober 2018 de minister heeft geadviseerd om klager conform het voorstel van de directeur met ingang van 1 juni 2018 naar schaal 10 te bevorderen.
6. Niet in geschil is dat aan klager bij landsbesluit van 13 april 2016 met ingang van 1 juni 2016 de disciplinaire straf van terugzetting in bezoldiging voor ten hoogste het bedrag van de laatste twee periodieke verhogingen voor de duur van twee jaren is opgelegd. Verweerder heeft gelet hierop in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat klager eerst na het verlopen van de duur van de disciplinaire straf positief kan worden beoordeeld. Dat de disciplinaire straf nog niet in rechte vast staat, maakt dat niet anders. Nu klager in mei 2018 door de directeur positief is beoordeeld, komt hij dan ook eerst met ingang per 1 juni 2018, in aanmerking voor een bevordering naar schaal 10. Het gerecht is van oordeel dat verweerder derhalve op goede gronden heeft besloten om klager niet eerder dan met ingang van 1 juni 2018 naar schaal 10 te bevorderen. Het bezwaar is ongegrond.
7. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken in Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.